
Half zeven ’s morgens, vlakbij San Gimignano. De vroege zon beschijnt druiven en heuvels in Noord-Toscana.
Een cola en een milkshake banaan. Ik maak er een foto van en app die naar huis. ‘En Piet, die heeft vakantie!’ staat erbij, want zo voelt het. Rome is bereikt, ik heb vanaf vandaag vijf dagen om Milaan te bereiken, een zee van tijd. Ik wil nog ‘That’s it then, I’ve lost my pride…’ (naar de Mac, in Italië!) naar de familie-groep sturen, maar Elsbeth is me voor. Ze wil me even bellen. Als ik de telefoon weer neerleg is alles anders geworden. Het is vrijdagmiddag 23 juli, bij een McDonald’s in Madonna Dell’acqua, vijf kilometer noord van Pisa. Ik ga terugfietsen naar Pisa en daar de trein nemen. Ik ga naar huis.
Nu ik dit schrijf, op m’n werkkamer in Amersfoort, is de rust een beetje teruggekeerd. Je zult het me vergeven dat ik het daar nu bij laat, maar er was slecht nieuws uit medische hoek. Daar ging het telefoontje over. Een vervolgonderzoek stond afgelopen dinsdag gepland. Tussen vrijdagmiddag en maandagmiddag ben ik met lokale en regionale Italiaanse en Franse treinen naar onze familie in Frankrijk (tussen Montélimar en Valence) gereisd, heb daar m’n fiets en bagage achtergelaten en de TGV naar Amsterdam genomen. Maandagmiddag was ik thuis. Dinsdag werd bij het onderzoek duidelijk dat het inderdaad niet goed was, maar gisteren bleek uit een gesprek met de chirurg dat het slechtste scenario waarschijnlijk niet aan de orde is. Het wordt er niet leuker van maar het lijkt beheersbaar, er valt weer wat licht door de ramen. Morgen gaan we alsnog richting Milaan en naar onze familie in Frankrijk. Korter, maar we gaan. Dit is een vreemde zomer.
De hervonden rust geeft me ruimte om terug te kijken naar m’n Rome-tocht. Ik moet even schrijven.
Ik heb het naar m’n zin gehad. Het was mooi, zwaar, easy, heet, mild, nat, uitputtend, eenzaam en geweldig. De tocht die ik fietste van Amersfoort naar Rome is een fotoalbum waarvan geen enkele pagina op de andere lijkt, een snoer dat niet te benoemen is door de verschillende kleuren van de kralen. De stijgende weg langs de natte venen van het Hohes Venn heeft niets te maken met de golvende groene rust van Noordoost-Frankrijk. Of met de schaduw en de ruisende beek tijdens de beschaafde klim naar de Col du Donon (hoewel die wat hoogte betreft niet relevant is. Het hoogste punt op de route is de departementsgrens tussen Moselle en Bas-Rhin, op 814 meter). De rechte wijngaarden en de gecultiveerde vakwerkhuizen in de Elzas lijken in niets op de let’s-get-the-hell-out-of-here industriestad Basel en het aangename en campingloze platteland van Zwitserland waar ik twee keer in het bos langs de weg sliep.
De klim naar de Splügenpas was onverwacht bruut en deed ik samen met 6000 (waarschijnlijk meer) langsrazende motoren. Het Lago di Como was een waarachtig bergmeer, groot en met een fantastisch fietspad erlangs, maar ook met apocalyptische regen – zoals ik het ken. De steden-keten Bergamo-Brescia-Mantova-Modena bracht me de dosis stad die ik verlangde: de beste voorbeelden van de prachtige middeleeuwse en renaissance-architectuur lagen eenvoudig langs de route, waardoor ik de drukte van die steden verder niet in hoefde. Ze brachten me ook een serie eenvoudige hotelkamers en restaurants met antipasti en primi piatti (aan de secundo kwam ik geen enkele avond toe) en koude birre Moretti aan tafels in de milde avondlucht.

In de afdaling uit de Apennijnen naar Pistoia.
Over de Povlakte fietste ik fluitend als door de Flevopolder, met een volledig grijs bedekte hemel die alle warmte eraf haalde. De Apennijnen waren mild en leuk. Erna sloeg de hitte en de ongenadige steilheid van de klimmen in Toscana me vol in m’n gezicht. Het stuk door de Crete Senesi voelde als het oversteken van een woestijn, inclusief grote witte zoutringen in m’n T-shirt en een harde föhnwind die me haast van m’n fiets blies. De klim via Ficulle die de route vermeed en die ik voor de lol toch maar deed (en 200 meter hoger was dan op het route-profiel in de gids), een stukje van-alles-wat Umbria, een laatste overnachting op een verborgen weiland langs de weg en dan de finale over het rustige fietspad langs de Tiber.
Het eindpunt van de tocht – de grote, hete mensenmierenhoop en de tussen het nieuwe ingeklemde oudheid die Rome is – deed geen recht aan het avontuur en de vele kleuren van de tocht. Het is er geen symbool van, het is voor mij een voorbeeld van het adagium dat de reis belangrijker is dan het doel. Ik wist het van tevoren omdat ik er vaker geweest ben, maar het viel me alsnog zwaar. Gelukkig is er de metro. Ik heb mijn eigen plekken bezocht en daar de stilte en het moment gevonden. De Sint-Paulus buiten de Muren, de Basilica di Santa Maria Maggiore en de lege colonnades rond het Sint-Pietersplein. Ik heb er in ontzag rondgekeken, ik heb er gebeden en nagedacht. Daar was het Rome waar ik naartoe wilde fietsen.
De tocht voelt als een ‘Do Europe in only 20 days’ pakketreis, zo verschillend zijn de landschappen en zo kort was ik er steeds maar – op Italië na. Het is een dierbare tocht geworden. Ik heb het avontuur gekregen dat ik zocht en de mooie route die het beloofde te zijn (nog maar ‘ns bedankt, Paul Benjaminse). Ik heb het mezelf bewust niet gemakkelijk gemaakt door het in 19 dagen en een enkele rustdag te fietsen, ik heb mezelf aan het werk gezet en heb gekeken naar wat het met me deed en wat het me bracht. Ik heb ongelooflijk stuk gezeten, kapot, gestrand en alleen. Ik heb mezelf daarna opgeraapt en geweldig geslapen naast een hoop snoeiafval in een bosje bij Bergamo. M’n ogen hebben feestgevierd bij de aanblik van nieuwe vergezichten, meren en onwaarschijnlijke berglandschappen, ik ben ontroerd geweest door vriendelijkheid. Ik heb me een beetje Italiaan gevoeld, ’s morgens om half zeven aan de koffie en de brioche (“marmellata, crema, cioccolato?”) bij bars die al open zijn, een praatje makend in de honderd woorden Italiaans die ik ken. Ik heb me reiziger gevoeld, ik heb gevonden wat ik zocht.
Met de voltooide Rome-tocht sluit ik iets af. ‘Naar Parijs, naar Berlijn, naar Rome, dan ben ik er weer’ schreef ik eerder. Dan ben ik terug in het bagagefietsen. Ik ga vaker m’n eigen routes uitzetten en fietsen. M’n eigen avonturen verzinnen, onbekende wegen en geschiedenissen ontdekken. Misschien rolt er wel een routegids uit, de route Amersfoort-Stockholm in de reeks ‘Met Piet naar het noorden’. Of de Bach-route die ik al langer wil bedenken en fietsen en die in Oost-Duitsland de plekken verbindt die belangrijk waren in het leven van Johann B. Met voorbeelden van zijn muziek, met geschiedenis, met onbekende kleine wegen door een weinig bekende hoek van Duitsland. Ik ga fietsen, ik ga de verhalen schrijven die nog geschreven moeten worden. En ik ga heel goed voor mijn lieve vrouw zorgen. Tot nader.