Laat voor het eten

Niet alle dolers zijn de weg kwijt

Informatie | Winterfietsen

Foto hierboven: Haukelivegen, Noorwegen, op mijn tocht naar Stavanger in april 2023.


Informatiepagina’s > Techniek & Vaardigheden > Winterfietsen


Hangbrug over de Rhône bij Rochemaure

Hangbrug over de Rhône bij Rochemaure, departement Drôme, 4 januari.

Inleiding

In een fietsroutegids las ik eens dat die route van april tot eind oktober fietsbaar was. Dan wil ik weten waarom. Dus ik op de kaart kijken: in de andere maanden zal een deel van de route onbegaanbaar zijn door sneeuw (een pas) of door rivierwater (wegen die soms onder water staan, de Rhône heeft daar bijvoorbeeld last van). Maar als ik de hele gids doorgelezen heb en ook de kaart heb gezien blijkt de natuur tussen oktober en april nergens dwars te liggen. Het is de winter die de schrijver tot z’n advies brengt. De donkere, koudere maanden.

Met respect voor de schrijver: ik vind dat onzin vreemd. En doodzonde. Niet onaardig bedoeld, maar waarom zou je jezelf dat opleggen? Als ik alleen van april tot oktober zou fietsen, sla ik elk jaar bijna een half jaar over. Terwijl ik, net als iedereen, maar zo kort op deze wereld rondloop. Ik wil de donkere maanden niet uitzitten, ik wil fietsen!

Het is natuurlijk flauw om te doen alsof er geen verschil is tussen fietsen in juli en fietsen in januari. Dat is er wel, maar het hoeft je geen huisarrest te geven. Daarover gaat deze pagina.

Dageraad bij Modave, Waalse Ardennen, fietsen in de winter

De dag begint, vlakbij Modave in de Waalse Ardennen, een week voor Kerst.


Waarom zou je?

De wintermaanden hebben voor mij iets bijzonders. Om te beginnen de totale rust. Ga half oktober naar de Eifel en je komt een enkele fietser tegen. Ga in december naar de Ardennen en er is niemand. Helemaal niemand. Geen nerveus gedoe van zoevende wielrenners met midlife-bandana’s en zonnebrillen (ook onder de donkerste regenluchten), er is altijd plaats op het spreekwoordelijke bankje bij de kerk, je bent alleen in het bos. Heerlijk. Het heeft iets against all odds om ’s avonds in je eentje met een hoofdlamp op je noedels te koken op een uitgestorven en donkere camping. Naar de sterren te kijken, de nevel over het veld te zien glijden. Het gevoel van avontuur en totale autonomie. Daarnaast – en ik geef toe, nu wordt het echt vreemd – heb ik altijd het idee dat ik de natuur in de winter niet in de steek wil laten. De bomen zijn kaal, maar ze staan er nog steeds, het bos blijft bos maar krijgt een heel andere sfeer. Ik wil niet wegblijven van de grijsheid van het landschap, ik wil er dwars doorheen en het meemaken. Dan zijn de eerste groene puntjes aan de takken en de blaadjes die zich in april uit de knoppen wringen bovendien een extra groot feest.

Fietskamperen in de winter

Kamperen in Mantinge (Drenthe) aan het eind van februari. M’n fiets heeft het ’s nachts koud gehad.

Kou en winter

Aan kou kun je niets doen, Moeder Natuur doet waar ze zin in heeft (daar hebben we gelukkig geen controle over). Maar aan het koud hebben wel. Kou is niemands schuld, het koud hebben is je eigen schuld, dan heb je niet de juiste spullen aan of bij je.

‘Winter’ is niet synoniem met ‘kou’. De meteorologische winter (waarbij het weer de seizoensindeling bepaalt, niet de stand van de aarde, dat is de astronomische winter) loopt van 1 december tot 1 maart (daar zijn varianten op, maar dat voert te ver). Die verdeel ik zelf in twee perioden: de grijze winter en de koude winter.

De grijze winter  …is de maand december en de eerste helft van januari. In die periode is de zon, die zwak en overdag maar kort aanwezig is, niet in staat om het vocht in de lucht te laten verdampen. De luchten zijn grijs van de wolken die maar niet weg lijken te gaan. Door die bewolking is het vaak niet koud: de temperaturen liggen tussen de 5 en 10 graden. Het noordelijk halfrond is in de grijze winter nog volop bezig met afkoelen, een proces dat nog even doorgaat ondanks het feit dat de zon rond 21 december de Steenbokskeerkring aantikt en daarna op de terugweg gaat: na 21 december worden de dagen weer langer. De eigenlijke kou moet nog komen. Vergelijk dat met de zomer: de opwarming gaat na 21 juni nog een hele tijd door, met de warmste dagen pas in juli en augustus. Fietsen in de grijze winter heeft (hoewel er hier en daar een laag extra aan moet) niet zoveel met kou te maken, maar meer met het vinden van de fietslol in de kale en donkere grijsheid van het landschap. Voor mij heeft dat landschap zijn eigen magie, ik wil het niet missen. Zie onder andere dit verhaal.

De koude winter  …is de tweede helft van januari en de maand februari. De zon wordt sterker en staat langer boven de horizon. Minder grijsheid in de lucht en de dagen worden langer. Maar de lucht wordt ondertussen kouder, steeds kouder. De koudste winterdagen vallen in deze periode, meestal in februari. Als er sneeuw valt (buiten een enkele dag in november of december), is dat nu. Fietsen in deze periode vergt andere en meer kleding en, als je gaat kamperen, aandacht voor je uitrusting.


Kleding bij kou: factoren

Bij het fietsen in temperaturen onder nul hoeft kleding je alleen warm te houden. Bescherming tegen nattigheid is dan geen factor. Als er neerslag valt, is het sneeuw (ijzel is regen die bevriest bij het raken van de grond). Als je voldoende isolerende kleding aan hebt, is die aan de buitenkant koud genoeg om sneeuw niet (meteen) te laten smelten. Je klopt de sneeuw van je af en blijft droog. Ideaal.

Warm blijven is wat je wilt als je bij kou een tocht gaat maken. De truc is om dat concreet te vertalen in de kleding die daarvoor nodig is. Bij die vertaling spelen een aantal factoren een rol. Ik onderscheid er drie:

1. Isolatie
2. Circulatie
3. Transpiratie

Luchtcirculatie onder een enkele kledinglaag

Luchtcirculatie onder een enkele kledinglaag.

Factor 1: Isolatie

Kleding geeft geen warmte, maar houdt alleen vast wat er al is: je lichaamswarmte (duh, maar toch). Kleding isoleert op twee manieren:

A. Kleding bevat lucht, die als isolator werkt.
B. Kleding schermt onderliggende kledinglagen af van wind en neerslag.

Lucht is een isolator. Op het eerste gezicht lijkt het logisch om te zeggen: hoe meer lucht, hoe meer isolatie. Dat klopt alleen onder voorwaarden. In één dikke luchtlaag gaat de lucht namelijk bewegen. Aan de ene kant van de luchtlaag is het warm (je huid), aan de andere kant koud (de buitenlucht). Dat temperatuurverschil maakt dat de lucht gaat circuleren. Daarbij gebeurt precies wat je niet wilt, namelijk dat de lucht de warmte van je huid meeneemt en na circulatie aan de koude kant afgeeft. Je koelt af. Dat werkt zo in een lowtech luchtbed, de lucht circuleert, waardoor de isolatie vrijwel nul is. De uitdrukking ‘kou komt van de grond’ klopt nergens zo goed als bij een luchtbed. En het ligt ook nog ruk. Enkele reis kringloopwinkel dus. Hoe krijg je dan toch een dikkere luchtlaag, dus meer isolatie? Door dunne luchtlagen te stapelen, met in elk daarvan heel weinig luchtcirculatie. Dus door meerdere dunne lagen isolerende kleding over elkaar te dragen in plaats van één dikke. Daardoor kun je ook eenvoudig de dikte van je kleding aanpassen aan je inspanningsniveau en de buitentemperatuur. Dubbele winst dus.

Afscherming is de tweede vorm van isolatie. Lucht moet stilstaan om effectief te kunnen zijn als isolator. Dat kan alleen als de wind daar geen invloed op heeft. Daarom moet de buitenste kledinglaag ten minste winddicht zijn om optimaal te isoleren. Waterdicht mag, maar winddicht is voor afscherming genoeg en voor de vochtregulering beter. Deze buitenste kledinglaag hoeft zelf niet te isoleren – dat doen de laagjes eronder al. In outdoortermen heet deze laag dan ook een shell, verdeeld in softshells (winddicht en vochtdoorlatend) en hardshells (waterdicht en vochtdoorlatend).

Fietsen in de winter tussen Doetinchem en Coesfeld (D)

Half december, tussen Doetinchem en Coesfeld (D).

Bij kou kunnen isolatie en afscherming niet zonder elkaar. Trek een dikke trui aan en ga fietsen zonder jas. Van de isolatie blijft niets over. Als fietser heb je altijd te maken met wind, al is het maar de rijwind. Die blaast alle opgewarmde lucht uit je isolerende laag, waardoor je net zo goed in je T-shirt kunt fietsen. Je jas uittrekken kan tijdelijk een strategie zijn, bijvoorbeeld omdat je wilt dat je een groot deel van de warmte kwijtraakt, maar normaal gesproken kan een isolerende laag niet zonder een winddichte shell. Het verschijnsel ‘winterjas’ – een jas die zowel winddicht als isolerend is – is bij de meeste outdoor-activiteiten erg onhandig. Als je een winterjas uittrekt ben je niet alleen je shell kwijt, maar ook een (groot) deel van de isolerende laag. Dat frustreert het goed afstemmen van je kledinglagen op je inspanningsniveau en het weer, omdat de stap te groot is – je trekt teveel in één keer uit.

Factor 2: Circulatie

Circulatie, je bloedsomloop, is een onderschatte factor bij de keuze van kleding. Om bij kou je uiteinden warm te kunnen houden mag je bloedsomloop niet worden gehinderd. Bij fietsen gaat het altijd om koude voeten, nogal eens om koude handen en niet zo vaak om een koude rest.
Voeten: draag dikke sokken, eventueel met ondersokken, en schoenen die ruimer om je voeten zitten. Strak zittende schoenen hinderen de bloedsomloop en drukken de lucht uit je sokken. Doe je schoenen daarom losser om je voeten dan je in de zomer zou doen. Dit staat op gespannen voet met fietsschoenen voor klikpedalen, die strak om je voeten moeten zitten om nut (een directe krachtoverbrenging tussen been en crank) te hebben. Het is niet voor niets dat wielrenners in de winter overschoenen (een neopreen hoes over je fietsschoen heen) dragen: ze moeten wel, want de isolatie komt niet van sokken en schoenen.
Handen: een strak zittende handschoen isoleert slechter dan een handschoen die normaal op je handen aansluit.

Fietsen in de sneeuw

Glad wordt het pas als gevallen sneeuw smelt en daarna bevriest (verijst).

Factor 3: Transpiratie

Vocht en kou zijn aartsvijanden. Dat komt omdat vochtige kleding minder lucht bevat en het verdampen van vocht warmte aan je huid onttrekt. Vocht van buiten houd je tegen door de buitenste kledinglaag. Vocht van binnen – zweet – is een lastiger verhaal. Dat verhaal heeft twee thema’s: niet teveel zweten en het juiste ondergoed dragen.

Voorkom dat je het te warm krijgt. Je huid wordt nat van het zweet, dat je lastig – en altijd ten koste van lichaamswarmte – weer kwijtraakt. In de zomer is het in de rijwind drogen van een natgezweet T-shirt aangenaam verkoelend. Maar bij kou zul je het zweten echt moeten temmen. Stem je kleding af op het inspanningsniveau tijdens het fietsen, niet tijdens het stilstaan. Dat is bij de start in de ochtend even fris, maar tijdens het fietsen precies goed. Bij een pauze trek je een extra kledinglaag aan, ga je de berg op dan trek je een laag uit. Verder: stop als je voelt dat de warmte gaat stuwen of broeien en je gaat zweten. Gooi je jas open, laat de warmte eruit, rits ‘m weer dicht en in no-time heb je het weer aangenaam warm omdat je bloedsomloop nog op klim-niveau zit.

Draag ondergoed dat overweg kan met het zweet dat je alsnog produceert. Ondergoed voor in de kou moet perfect aansluiten op je lijf en overal in contact staan met je huid. Kies een materiaal dat je huid droog houdt. Vermijd katoen. Dat neemt vocht op als een dolle, maar laat het nooit meer los. Het droogt dramatisch slecht, en al die tijd heb jij een klamme, slecht isolerende laag op je huid. Kies in plaats daarvan voor wol of polyester.

Polyester ondergoed was lang de norm. Het neemt vocht goed op en geeft dat door aan de kledinglaag erboven. Het droogt snel, is sterk, voelt goed aan op de huid en is (door de breitechniek) licht isolerend. Nadelen van polyester ondergoed zijn dat het relatief snel gaat broeien en dat het snel gaat stinken. Elke anti-stink behandeling is tijdelijk, omdat je die er uiteindelijk uit wast.

Wol Als je 25 jaar geleden ‘wol’ had geroepen, had de outdoor-politie je direct opgesloten. Anno nu is wollen ondergoed een volwaardige optie voor actievelingen. Niet die ruwe jeukveroorzakende schapenvacht waar antroposofen dikke truien van breien, maar merinowol. Dat is zachte (niet kriebelende), warme – maar kwetsbare – wol van het merinoschaap. In ondergoed is merinowol de nieuwe polyester. Wat de Batavieren al wisten hebben we namelijk opnieuw ontdekt: als wol nat is, behoudt het een deel van z’n isolerend vermogen. Wol heeft bovendien een groter temperatuurbereik dan polyester. Je kunt dat vergelijken met het verschil tussen dons en synthetische vulling in slaapzakken. Polyester ondergoed dat te warm is gaat broeien en benauwd aanvoelen. Wol heeft daar weinig last van. Wol neemt vocht goed op, droogt minder snel dan polyester (maar veel sneller dan katoen) en blijft ondertussen wel isoleren. Tot slot gaat wol vrijwel niet stinken. Als je onderweg je kleren niet of alleen soms kunt wassen is dat prettig.

Volgens sommigen is het langzamer (dan polyester) drogen van wol gunstig, omdat het op die manier minder warmte aan je huid onttrekt, al is dat gedurende langere tijd. Toen ik in de outdoorbusiness werkte was er het verhaal over een – meen ik – Scandinavisch onderzoek naar het verband tussen overleven en het soort ondergoed dat skiërs droegen die door een lawine waren bedolven. Degenen die wollen ondergoed droegen bleken een grotere overlevingskans te hebben dan de dragers van kunststof ondergoed. Wol onttrok bij het drogen minder lichaamswarmte aan de skiërs en bleef wanneer vochtig beter isoleren, waardoor de dragers ervan minder snel afkoelden.

Wielrenners als voorbeeld (of toch niet?)

Waarom niet gewoon aantrekken wat wielrenners dragen? Omdat het inspanningsniveau van wielrenners hoger is dan dat van de gemiddelde bagagefietser, daar is hun kleding op afgestemd. Het is hetzelfde verschil als tussen wandelaars en hardlopers. In mijn atletiekperiode trainde ik het hele jaar door, in het wedstrijdseizoen zes dagen in de week. Als het onder nul was, ging ik de weg op in een tight, een of twee ondershirt(s), een sweater, een muts en dunne handschoenen. Fris bij het de deur uitgaan, maar als je zo’n 14 km/uur loopt heb je het na een kwartier door en door warm en kan de muts achter de broekband. Afkoelen deed ik niet, want (op een verkeerslicht na) stilstaan deed ik niet. Ik was aan het trainen. Zo gaat het bij wielrenners ook. Ze fietsen een aantal uren achter elkaar met een snelheid van (ruim) boven de 30 km/uur. Hun kleding is precies dik genoeg om tijdens die hoge inspanning warm – maar niet te warm – te blijven en voert vocht goed af. Voor een betere isolatie en minder luchtweerstand sluit de kleding bovendien nauw aan. Stilstaan doen ze niet omdat ze trainen – hun inspanningsniveau/hartslag moet op peil blijven. Wanneer ze bezweet thuiskomen staan daar de douche en de wasmachine klaar.

Als ik een fietstocht maak is het urenlang vasthouden van een hoge inspanning niet mijn doel. Dat laatste kan zo uitkomen – als ik een pas over ga of aan de Noorse kust een race tegen de klok rijd om een veerboot te halen – maar het is niet het thema. Mijn doel is ontdekken en reizen, en ondertussen een inspanning leveren. In vlak terrein en zonder tegenwind fiets ik met bagage zo’n 20 km/uur. ‘Niet hard, wel ver’ is dan het motto. Tijdens een klim stop ik af en toe om te drinken, om me heen te kijken en af te koelen. Door het gemiddeld lagere inspanningsniveau heb ik meer aan dan een wielrenner. En andere dingen. Op een fietstocht vind ik een broek met zakken veel nuttiger dan iets straks om m’n benen. Fietsen in een tight op een niet-ligfiets, met windvangend bovenlijf en fietstassen, is hetzelfde als met een Formule 1-outfit in een Volkswagenbus met aanhanger stappen: doe het als je dat leuk vindt, maar heb niet teveel verwachtingen van het nut.

Voor een deel is dat persoonlijk. Er zijn bagagefietsers die hun tocht primair als sporten zien. Het gaat hen om het fietsen, minder om de omgeving. We zijn midden in Pakistan een Nederlands stel tegengekomen dat elke dag ver over de 100 km reed, zonder rustdagen. Ze hadden het hele stuk, net als wij via Turkije en Iran, in drie maanden gedaan. Maar ze hadden geen idee van waar ze geweest waren en zaten nog steeds in een Nederlandse bubbel. Ze konden straks thuis een ongehoord stoer verhaal vertellen, dat ze Nederland – Nepal in (schat ik) ruim vier maanden hadden gefietst. Dat verhaal zat er bij ons niet in, zowel in Istanbul als in Esfahan waren we bijvoorbeeld 2,5 week gestopt, over die 13.000 km hadden we negen en een halve maand gedaan. Met een vracht aan verhalen, met bijzondere ervaringen op plekken onderweg. Ieder het zijne.

Fietsen in de sneeuw

Rondje Veluwe in de sneeuw, hoe vaak krijg je die kans? Een laag sneeuw op een bospad is goed te fietsen.


Kleding bij kou: wat?

Bovenlijf

Draag tijdens het fietsen lagen met verschillende functies:

  • Op je huid een wollen (of polyester) ondershirt met lange mouwen. Dun bij milde kou, dik bij echte kou. Een korte rits aan de bovenkant hoeft bij deze laag niet. Het ondershirt houdt je huid droog, ook bij licht zweten, door het vocht op te nemen en (door de stuwende werking van je lichaamswarmte) door te geven aan de lagen erboven. In verhouding tot de dikte ervan isoleert deze eerste laag erg goed door de aansluiting op de huid.
  • Daar overheen een of twee isolerende lagen van wol of kunststof. Polyester truien worden fleece (‘vacht’) genoemd. Dunne wollen truien/shirts van merinowol zijn iets zwaarder (en duurder), maar ik vind het soort warmte en daarom het draagcomfort stukken fijner. Kies altijd voor een korte rits aan de bovenkant, de isolerende lagen moet je kunnen reguleren. Een volledige rits maakt de laag zwaarder en vormt een onderbreking van de isolatie (een kou-brug als je van dramatische taal houdt).
  • Als buitenste laag een winddichte (softshell) of waterdichte (hardshell) jas die vocht van binnen naar buiten doorlaat. Het vocht dat je al fietsend produceert moet weg kunnen, in kou mag onder je jas geen vochtig klimaat ontstaan, dan koel je af. Vocht doorlaten en toch wind- of waterdicht zijn is kenmerkend voor soft- en hardshells. Als het alleen om waterdichtheid gaat ben je immers al klaar met een vuilniszak met gaten. Maar waarom dat onderscheid? Een waterdichte jas is toch ook meteen winddicht? Omdat waterdichtheid een prijs heeft: het vochtdoorlatend vermogen is minder dan bij een winddichte jas. Voor een visser die stil zit op z’n kruk maakt dat niet uit. Maar lever je een flinke inspanning, dan is het verschil in vochtdoorlatendheid merkbaar. Zie het aparte tekstkader over de techniek achter winddichte en waterdichte kleding.

Winddicht, waterdicht en vochtdoorlatend: wonderbaarlijk, maar geen magie

Winddichtheid  bereik je op twee manieren. De eerste is door een stof heel dicht te weven. De wind kan nauwelijks door het weefsel heen, terwijl vocht daar geen moeite mee heeft. Dit levert soepele, lichte en zeer goed vochtdoorlatende kleding op die behoorlijk winddicht is. De andere manier is door een speciale laag in de stof te verwerken. Deze laag is volledig winddicht, terwijl vocht van binnen naar buiten toch wordt doorgelaten. Een voorbeeld daarvan is Gore Windstopper. Daarin is een laag uitgerekt PTFE (polytetrafluoretheen, bekend van de merknaam Teflon) verwerkt. Door het uitrekken zijn minuscule gaatjes in het materiaal ontstaan die groot genoeg zijn om waterdamp door te laten, maar klein genoeg om wind tegen te houden. De laag is aan de ene kant verlijmd (dat heet een laminaat) met een slijtvaste buitenstof en aan de andere kant met een licht isolerende binnenstof. De winddichtheid van dit type – iets stuggere en zwaardere – kleding is onovertroffen, terwijl de vochtdoorlatendheid ook bij stevige inspanning goed is. De stof van winddichte kleding met een laminaat is – gek genoeg misschien – meestal waterdicht genoeg voor lichte regen. Maar, belangrijk, de naden zijn dat niet omdat ze niet zijn afgedicht. Bovendien is bij een grotere waterdruk, zoals onder de schouderbanden van je rugzak of wanneer je op je knieën zit op een natte ondergrond, de waterdichtheid van de winddichte stof ontoereikend en krijg je natte schouders of knieën. De stof van waterdichte kleding blijft ook bij grotere waterdruk waterdicht.

Waterdichtheid  ontstaat door toepassing van een laminaat of coating. Een laminaat is een kant en klare laag die je verlijmt met lagen stof (zie hierboven). Een coating wordt in vloeibare vorm aan de binnenkant van de dragende stof aangebracht. Lamineren is een duurder proces dan coaten, maar een laminaat is slijtvaster en behoudt langer z’n waterdichtheid. Het doorlaten van vocht is mogelijk doordat het laminaat of de coating (a) minuscule gaatjes bevat, zie het Windstopper-voorbeeld of (b) door een scheikundige werking watermoleculen doorlaat zonder dat sprake is van openingen in de laag. Het transport van vocht van binnen naar buiten is evenmin tovenarij: dat gebeurt door overdruk. Binnen de jas is het warmer dan erbuiten, waardoor vocht naar buiten wordt gestuwd. Als dat drukverschil er niet is, is er ook geen vochttransport. Tijdens een regenbui op een warme dag heb je op dat vlak niets te verwachten. Bij felle kou ligt de vorstgrens binnen je jas en bevriest je lichaamsvocht aan de binnenkant. Dan moet je om de zoveel tijd ‘vlokken schudden’. Om volledig waterdicht te kunnen zijn, is de waterdichtheid van de stof niet genoeg. Daarom worden de naden van waterdichte kleding afgedicht met tape. Ook wordt extra aandacht besteed aan ritsen (afdekken of een waterdicht type gebruiken) en het afdekken van zakken en andere openingen.

De Kathedraal, zendgebouw van het voormalig radiostation Radio Kootwijk

‘de Kathedraal’, zendgebouw van het voormalig radiostation Radio Kootwijk. Mijn fiets had een moment voor zichzelf nodig.

Fietsen in de winter

Fietstocht door het zuiden van de provincie Utrecht, tweede week februari. De zon gaat onder, de kou kruipt terug.

Onderlijf

Hier valt veel winst te behalen. Bij kleding voor je bovenlijf is het denken in lagen (zoals hierboven) aardig ingeburgerd. Voor het onderlijf geldt dat niet, en dat is eigenlijk heel vreemd. Veel fietsers gaan in de winter de weg op met maar één ding aan hun benen, niet zelden een tight waar de wind dwars doorheen gaat en waar je wat isolatie betreft niets aan hebt. Dat is niet slim. Het huidoppervlak van je benen is groot, als je dat net zo goed warm houdt als je bovenlijf ga je winterfietsen anders beleven, let maar op. Daarom:

  • Op je huid een wollen (of polyester) lange onderbroek die je over je fietsonderbroek/fietsbroek draagt. Als je daar een jaren-dertig gevoel bij krijgt, probeer het dan een keer stiekem uit, zonder dat iemand het weet.
  • Daar overheen een winddichte broek. Ik heb altijd een dichtgeweven, vrijwel winddichte nylon trekkingbroek met zakken aan (van Haglöfs) met een versterkt zitvlak.

Als je benen warm zijn, heeft dat invloed op het warm hebben van je hele lichaam. Je hebt bovendien minder snel last van koude voeten. Onder de lange onderbroek draag ik bij meerdaagse tochten een onderbroek met zeem. Comfortabel en sneldrogend na het uitwassen (elke dag, ik heb er twee bij me). Bij kortere (de grens ligt ongeveer bij 80 kilometer) dagafstanden draag ik een gewone onderbroek, uiteindelijk komt bij een bagagefiets de demping van het zadel.

Handen en voeten

Handschoenen  Een gevoerde winddichte handschoen (ik heb goede ervaringen met Windstopper handschoenen van Gore Wear) combineert isolatie met winddichtheid. Kies een niet te dikke handschoen. Die is ook te gebruiken bij lichte kou en combineer je bij felle kou met een dunne onderhandschoen. Bij temperaturen tussen nul en tien graden en een substantiële kans op regen draag ik Gore-Tex handschoenen: hardshells voor je handen. Die mogen niet te dik gevoerd zijn, want in te warme waterdichte handschoenen krijg je relatief snel zweethanden.

Voeten  Ik draag dikke sokken van merinowol met een percentage nylon (deze, verkrijgbaar bij meerdere webshops), in halfhoge Scarpa wandelschoenen. Die zijn door een Gore-Tex voering waterdicht, hebben een goede zool voor de hele fietsdag (zowel op mijn plateau-pedalen als tijdens het kamperen), houden m’n enkels warm en hinderen de fietsbeweging niet. Voor mij niets anders. Ik heb geen klikpedalen en raad je die sterk af voor de winter. In de nauwzittende klikpedaal-schoenen krijg je gegarandeerd koude voeten. Klikpedalen hebben voordelen voor wielrenners (op de weg en in het veld, als trainer bij een wielervereniging maak ik dat mee) en ligfietsers, niet voor fietsers op gewone bagagefietsen. Zie bijvoorbeeld het onderzoek in deze video. Zonder klikpedalen kan ik elke schoen kiezen die ik wil en hoef ik maar één paar schoenen mee te nemen (kamperen met klikpedaalschoenen is verre van ideaal). Tijdens kou, als een goede circulatie van belang is (zie hierboven), kan ik regelmatig m’n voeten een andere positie geven, met dikkere sokken in een losser zittende schoen die daardoor beter isoleert.

Hoofd en nek

Hoofd  Draag een muts. Het warmteverlies via je hoofd is groot, groter dan je denkt. Een muts voorkomt dat.

Nek Een wollen col doet wonderen. Aan een sjaal heb je veel te weinig. Die zit voor een groot deel buiten je jas, waardoor de wind erdoorheen giert, de isolatie nul is en de bewegingsvrijheid van je hoofd wordt gehinderd. Een col draag je tussen nek en kraag, is erg warmte-efficiënt en belemmert je bewegingen nauwelijks.

2 reacties

  1. Goede dag,

    Ik heb met belangstelling uw verhaal gelezen. Ik heb een vraag met betrekking tot slaapzakken. Bij winterkamperen kan er transpiratievocht in de slaapzak bevriezen. Heeft u vanuit uw outdoor achtergrond tips hoe dit te voorkomen of te verminderen is?

    • Beste Gert, bedankt voor je reactie. Hoe kouder de lucht, hoe minder waterdamp deze kan bevatten. Waterdamp (zoals transpiratievocht) zal in koude lucht condenseren. Bij een overnachting in de kou kan de isolerende laag van je slaapzak dermate koud zijn dat de condensatie in je slaapzak gebeurt. Bij felle kou kan dat condens in de slaapzak gaan bevriezen. De enige remedie is ervoor te zorgen dat transpiratievocht de isolerende laag niet bereikt, door het op te sluiten. Dat kan door gebruik van een vapo(u)r barrier liner (afgekort ‘VBL’). In feite een plastic zak. Twee varianten zijn daarbij (1) het dragen van VBL-kleding en (2) het gebruiken van een VBL-binnenzak. VBL-kleding (over een dunne ondergoedlaag heen) stopt het vocht vrijwel direct nadat het je lichaam verlaten heeft. De lucht tussen VBL-kleding en je slaapzak blijft vochtvrij, waardoor je over die kleding een isolerende laag kunt dragen die niet vochtig zal worden. Bij een VBL-binnenzak wordt alles vochtig tot aan de donslaag/synthetische laag, waardoor je zo min mogelijk kleding in de slaapzak zult willen dragen. Zelf heb ik nooit een VBL gebruikt, zonder dat te willen verdedigen. Ik heb gekampeerd met buitentemperaturen tot -35 (in de tent was het -25), m’n slaapzak werd na elke nacht vochtiger en minder isolerend, maar het waren maar een paar nachten achter elkaar – daarna kon ik de slaapzak tussentijds ergens binnen drogen. De tocht door Sarek Nationalpark die ik op de pagina over tenten noem was langer (een dikke week), maar minder koud. Buiten werd het -25, in de tent was het -15. M’n slaapzak heeft het gehouden. Het was, in alle eerlijkheid, slimmer geweest om toen een VBL te gebruiken omdat Sarek erg afgelegen is (ook al hadden we bij nood de bewoonde wereld in een paar dagen langlaufen kunnen bereiken, koud maar levend). Mijn advies: als je slaapzak die temperatuur ruim aankan, is vocht bij lichte of middelmatige kou (die definitie is persoonlijk, voor mij is dat tot -15) vooral een kwestie van ongemak. Vervelend, maar je blijft – eventueel met een extra kledinglaag – goed slapen. Het mindere comfort weegt waarschijnlijk op tegen het oncomfortabele van het slapen in een plastic zak. Is je slaapzak op het randje, of ga je kamperen in felle kou, in een gebied waar de bewoonde wereld ver weg is, dan is een VBL nachtrust-reddend of zelfs levensreddend.

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.