Foto hierboven: m’n Nazca Gaucho Tour 26 op de pont bij Genemuiden over het Zwarte Water. Net opgehaald, op de terugweg van Nijeveen naar Amersfoort. Een mevrouw achter me vraagt “Mooie fiets, hoe lang heeft u die al?”. “Anderhalf uur” antwoord ik.

Met de trein naar Meppel, daarna lopend naar Nijeveen omdat de bus niet reed (COVID woekerde hier waarschijnlijk in bermen en boomkruinen). De rit terug naar Amersfoort was, voor een tweede keer dat ik op een ligfiets reed, met 102 kilometer best stevig – maar ging boven verwachting goed.
Inleiding
Stel dat je deze pagina’s wel eens bezoekt. En stel dat je dacht ‘dat project L, hoe is het daarmee gegaan?’ En stel dan ook nog dat je, door de foto van Nijeveen en de ‘L’, wist wat ik aan het doen was. Dan zal deze pagina geen verrassing voor je zijn. Maar dat zijn wel heel veel stel-en. Dus ik zeg het maar gewoon: ik heb een ligfiets gekocht.
Na 28 jaar op een traditionele fiets word je geen ligfietser in een enkele dag, een ligfiets is echt een ander ding. Mocht je zelf de afweging aan het maken zijn: op deze pagina leg ik uit hoe ik tot m’n keuze gekomen ben, samen met de eerste indrukken en ervaringen van en met het ligfietsen.
Hoe het begon
Zelfdenkers en de verveling die toesloeg
Het begon met een gevoel. Ik houd van zelfdenkers, mensen die hun eigen weg gaan. Ik ben begonnen met fietsen toen een vriend van me vertelde dat hij naar Australië gefietst was. Ik heb er niet van geslapen, zo geweldig vond ik het idee om zoiets te gaan doen. De wereldfietsers die ik ontmoette waren zelfdenkers die nieuwe dingen deden en het avontuur opzochten. Maar toen ik na lange afwezigheid weer begon met bagagefietsen raakte ik dat gevoel na een tijdje kwijt. Daarmee doe ik de echte avonturiers ernstig te kort, ik weet het, maar alles wat ik zie zijn fietsers met dezelfde Ortlieb-rolsluitingtassen, rechte sturen en wielerkleding. Die tassen zijn lang niet op alle tochten de meest handige, rechte sturen zijn ondingen op de lange afstand en wielerkleding is voor wielrenners – wie middenin de zomer in strakke polyester shirts gaat bagagefietsen doet zichzelf tekort. Iedereen doet elkaar na, ik zag weinig meer terug van het zelfdenkersgevoel dat ik bij fietsen en fietsers zo leuk vind.
Ik begon me als bagagefietser een beetje te vervelen. Mijn geluksgevoel op de fiets heeft sterk te maken met nieuwe dingen doen en ongewone dingen doen. Mezelf uitdagen, het ongemak opzoeken, op m’n tenen lopen. Dan voel ik dat ik leef. De tochten die ik de afgelopen jaren heb gefietst waren geweldig, maar sinds Berlijn – in oktober 2019 – raakte ik ervan overtuigd dat bagagefietsen (nog) beter en leuker kon. Dat gevoel sluimerde al langer. Misschien begon het toen ik tijdens een dagje nietsdoen op een camping aan de Zweedse Höga kusten Fietsers afstappen van Walter Hoogerbeets ontdekte. Geen overtuigder ligfietser dan hij. Ik herkende veel van z’n gedrevenheid over het fietsen en over de keuze van je fietsuitrusting. De inspiratie was geboren. In directe zin omdat ik besloot m’n eigen (deze) site te beginnen, in indirecte zin omdat ik geïnteresseerd raakte in ligfietsen.
Alles komt samen
Afgelopen jaar ging ik zwerven door het internet. Las fietsverhalen en ligfiets-info en keek op YouTube naar ligfiets-video’s. Deze video gaf de doorslag. Toen wist ik zeker: dat wil ik ook. Niet de sokken-in-sandalen (hoest, sorry :-)), wel de ultra-relaxte manier van het bagagefietsen op een ligger. Alles kwam samen. Wat je met een ligfiets kunt (woon-werkverkeer én bagagefietsen, net zoals met m’n rode Vittorio), de voordelen van liggers, het zelfdenken dat van het ligfietsen en ligfietsers afstraalt, het feit dat Nederland een paar top-ligfietsfabrikanten heeft, het nieuwe avontuur. Ik besloot Nazca ligfietsen te mailen voor een proefrit.
Proefrit
Half november was het toen Elsbeth en ik bij Henk en Monique in Nijeveen (iets boven Meppel) de eerste meters op een ligfiets maakten. Ik ging bij de eerste start meteen plat het gras in, maar bij de tweede poging om weg te fietsen bleef ik overeind en keek ik vanaf het zitje over het (klap)stuur het Drentse land in en dacht ‘hier kan ik beslist aan wennen’. Een paar bochten en landwegen verder dacht ik ‘dit is leuk, dit is heel leuk’. We reden dertig kilometer, via Giethoorn en in een steeds kouder wordende middag- en avondlucht. Het werd te snel donker en kil, we moesten nog een paar kilometer en hadden geen goede verlichting bij ons. Op een voor mij nog nerveuze fiets op smalle landwegen ingehaald worden door auto’s, terwijl ik zelf heel weinig zag en hypergeconcentreerd bezig was om vooral niet te zwabberen, was een intense ervaring. Toen we zonder ongelukken de fietsen inleverden, Henk en Monique bedankten voor alle informatie en terugreden naar Amersfoort was er een zaadje geplant. Al wist ik nog niet precies wat daar uit zou groeien.
Vreemd genoeg was ik blij met deze eerste, bepaald niet stressvrije kennismaking met het ligfietsen. In het voorjaar, als de zon schijnt en de vogeltjes fluiten, is elke proefrit op elke nieuwe fiets een feestje. Hier moest ik bij mezelf te rade gaan: als ik de omstandigheden wegdacht, wat vond ik dan van het gevoel, de zit, het uitzicht, wat vond ik van het fietsen zelf? Als ik me op die dingen focuste, zou mijn beslissing het juiste fundament hebben. Ik beloofde mezelf om het de tijd te geven en om te kijken wat er boven zou komen drijven. Op 6 januari ging ik opnieuw naar Nijeveen, dit keer om een ligfiets te bestellen.
De velomobiel
Toen ik me verdiepte in ligfietsen en ligfietsbouwers kwamen een paar namen steeds weer bovendrijven: Challenge, M5, Nazca en Velomobiel. Dat zijn niet alle ligfietsbouwers, maar in Nederland wel de populairste. Ik was het meest geïntrigeerd door de velomobiel, een drie- of vierwiels-ligfiets die volledig is omsloten door een aerodynamische polyester-carbon carrosserie. Meer een mens-aangedreven voertuig dan een fiets, inclusief remlichten, bagageruimte en zijspiegels. Een werkelijkheid geworden kinderdroom van een trap-skelter die voelt als een auto. Die cockpit, die vorm, die snelheid. Toen oudste zoon Dirk in Dronten moest zijn voor deelname aan het NK ploegentijdrit (voor nieuwelingen/junioren), en ik als sponsor/trotse vader/chauffeur/coach uiteraard meeging, hebben we beiden een proefrit gemaakt in een Quest. Eerlijk? Het was het niet. Een gehorige grote denderbak met een nerveus ieniemienie-stuur waarin het fietsen allesbehalve soepel ging. Het werd geen velomobiel.
Eigenlijk wist ik dat al. Een dichte (aerodynamisch optimale, maar zwaardere en grotere) ligfiets komt het beste tot z’n recht als je vanuit huis regelmatig (zoals bij woon-werkverkeer) lange en vlakke stukken fietst, met en zonder bagage. Wat ik zoek is een fiets voor van en naar m’n opdrachtgevers, voor bagagefietsen in heuvels en bergen, die in de trein meekan en die als het een keer echt moet ook op de achterdrager van de auto past. Ik richtte me daarom op een open ligfiets.

Achtkante molens in Kinderdijk, op een van m’n eerste tochten met de ligfiets, naar een opdrachtgever in Rotterdam en de volgende dag terug naar Amersfoort. Door de covid-19 pandemie waren de fietspaden en waterpartijen langs de beroemde molenrijen leeg. Ik telde vier fietsers en vijf wandelaars. Ik was er nog nooit geweest, de timing had niet beter gekund.

Brute, maar te fietsen weg op het hoge deel van de Karakoram Highway, Pakistan. Inmiddels op zo’n 4000 meter.
De open ligfiets
Het beeld dat naar voren kwam van de drie genoemde bouwers was dat M5 hightech fietsen maakt die vooral licht en snel zijn. Tot aan een volledig carbon versie toe, waarmee je Tom Dumoulin waarschijnlijk tot een snotterend hoopje ellende rijdt. Maar Middelburg vond ik iets te ver uit de route, en higtech was niet wat ik zocht. Challenge gaat over prachtige vormen in aluminium, beetje delicaat, maar snel en licht. Nazca maakt desgewenst ook snelle liggers, maar vooral werkpaarden. Comfortabel, niet te laag (prettig als je de overstap van een gewone fiets maakt), niet te kwetsbaar en met sterke en niet-starre stalen frames. Geschikt voor dagelijks gebruik en voor verre tochten met bagage.
Ik raadpleegde opnieuw m’n gevoel waarmee de zoektocht begon: dat gevoel wees naar Nazca. Ik ben m’n fietsleven lang een overtuigd liefhebber van stalen frames en van fietsen die een opdonder kunnen hebben. Comfort en robuustheid vind ik belangrijker dan gewicht en snelheid. Dat heeft bij de fietsen waarop ik lange reizen heb gemaakt steevast geleid tot nul problemen met frames, velgen, spaken en dragers. Nooit iets gebroken, gebarsten of gescheurd. Alles wat moest bewegen en draaien bleef dat bovendien onbekommerd doen. Dat gaf, zeker toen we in gebieden fietsten waar de wegen bruut waren en de omgeving vijandig, heel veel rust en vertrouwen. Op onze fietsen konden we altijd rekenen, buiten een keertje vet en kogeltjes vervangen van een naaf (in de woestijn in Pakistan) hebben we er nooit wat mee gehad behalve heel veel plezier. Dat zocht ik ook in een ligfiets. Het oriënterende gesprek met Henk en Monique in november gaf meteen de indruk dat ik dat bij Nazca zou vinden, op de een of andere manier klopte alles. Het werd een meloengele Gaucho Tour 26 – die ik heb leren kennen als een erg fijne fiets, mijn fiets.
M’n eerste ervaringen
Tijdens de eerste 1062 liggende kilometers vielen me de volgende verschillen op met de Vittorio waarop ik de laatste jaren fiets, met en zonder bagage:
Fietshouding
De houding op een ligfiets is, in één woord, briljant. Het is een van de dingen die me tijdens de proefrit gevoelsmatig over de streep trok. Toen ik een tijdje geleden een avondrondje fietste op m’n Vittorio voelde dat als de overstap van een cabrio naar een dichte auto. Op een ligfiets heb je een soort duizend-inch breedbeeld-TV blik op de wereld. Ik zie vogels over me heen vliegen, de wolken helemaal, kerktorens tot bovenin. Je hebt ’toegang’ tot het interessantste deel van je normale blikveld, met de minste moeite (geen, je kijkt gewoon recht vooruit). In detail:
- heel erg wennen: de stabiliteit. Wegrijden en stoppen vond ik spannend, elk rood verkeerslicht had ik liever niet gehad. Ik ben bewust vaker korte ritten gaan maken om dat snel achter me te laten. ‘Doen, doen, doen’ werkt het beste, zo bleek ook hier;
- geen belasting meer van m’n handen en polsen, idem voor m’n kont en kruis. Ook daarbij merkte ik het grote verschil pas toen ik weer eens op m’n Vittorio reed. Het comfort van een ligger is veel groter;
- m’n schouders ontbreken in het lijstje van het vorige punt: die worden bij een ligfiets wel degelijk belast, maar anders. Bij een gewone fiets steun je erop (hetgeen ik in tegenstelling tot de belasting van polsen/handen/kont niet als vervelend ervaar), bij een ligfiets met bovenstuur hangen je armen niet-ondersteund aan je schouders. Doen ze dat niet altijd? In je dagelijks leven steunen je armen nogal eens op een tafel of bureau, of bewegen ze. Op een ligfiets met bovenstuur hangen ze lang achter elkaar in een geknikte positie, ik merk dat ik regelmatig even m’n armen moet strekken om irritatie te voorkomen;
- ik heb minder snel behoefte aan een stop, ik fiets langere stukken achter elkaar. Na een stop bij een bankje is het niet ‘helaas terug op het zadel’, maar ’terug op het comfortabeler zitje’;
- bij het trappen zijn ook je bilspieren aan het werk. Bij een ligfiets ‘zit’ je daar meer op dan bij een gewone fiets, tijdens een langere rit voel ik soms m’n billen;
- oneffenheden in de weg zijn duidelijker voelbaar. Je contactvlak met de fiets (via het zitje) is veel groter dan op een gewone fiets. Daar voel je de schokken in je bekken en onderrug, bij een ligfiets voelt je hele bovenlijf die. Dat klinkt heftig, maar is het in de praktijk niet. Je rug wordt door het anatomisch gevormde (met een ‘kronkel’ die de natuurlijke vorm van je rug volgt) zitje overal ondersteund. Maar veel belangrijker: juist vanwege het grote contactvlak zijn ligfietsen geveerd. De (mechanische, dus zonder hydrauliek) vering van m’n Gaucho vangt die schokken feilloos op, na 1000 kilometer is de stugheid eraf en is een ribbel in het fietspad met m’n ligfiets minder vervelend dan deze op m’n Vittorio was. Bij flinke randen kom ik soms los van m’n zitje, m’n spieren ontspannen vermindert dit effect. Aandachtspunt bij een weg met veel oneffenheden: kaken op elkaar, ik heb wel eens een klappertandende kuil meegemaakt, daar moet je tong niet tussenzitten;
- als ik m’n voet van het pedaal haal wil die naar beneden vallen. In het begin is dat een ongelooflijk gek gevoel;
- bij een bovenstuur (klapstuur) zoals mijn fiets heeft zitten remgrepen, shifters en fietscomputer veel dichter bij je gezicht. Dit geeft mij een – prettig – gevoel van directe controle.
Fysiek
Wat mij heel duidelijk is geworden, is dat je op een ligfiets andere spieren gebruikt je spieren op een andere manier gebruikt. Vooral na de eerste rit (van zo’n 100 kilometer) voelde ik de spieren boven m’n knieën. Het traplopen thuis ging die avond, ehm, iets minder soepel. De volgende dag was dat grotendeels weer weg. Het volledig omgeschakeld zijn van je spieren duurt, lees ik, zo’n half jaar. Hoewel ik nu, na twee maanden, duidelijke vooruitgang merk, verbaast me dat halve jaar niet. Verder:
- het niet vlak zijn van de weg heeft een veel directer effect op m’n snelheid. Bij een eenvoudige bolle brug over een sloot of vaart moet ik direct naar het oudemannen-verzet, als ik niet uitkijk verzuur ik al na een paar meter. Maar bij vals plat naar beneden zit ik in no-time op snelheden die hoger zijn dan bij een gewone fiets op datzelfde weggedeelte;
- in algemene zin moeten mijn benen vooral wennen aan heuvelop. Ik merk ook dat dit in twee maanden tijd al verbeterd is;
- ik hoorde, en heb dat zelf ondervonden, dat je bij een ligfiets goed op moet passen je knieën niet te zwaar te belasten. Als je bij een gewone fiets met een te zwaar verzet trapt, kom je uit het zadel. De ‘overdruk’ kan weg en gaat recht omhoog. Bij een ligfiets kun je je onderrug en bekken afzetten tegen het zitje, waardoor – als je met een te zwaar verzet rijdt – de overdruk niet wegkan maar op je knieën inwerkt. Ik heb daar wat mee geëxperimenteerd om het verschil bij wel/niet afzetten te voelen, en merkte het verschil in belasting (en irritatie naderhand) van m’n knieën. Als m’n benen nu hard moeten werken, bijvoorbeeld bij een klim, schuif ik heel iets naar voren in m’n zitje. Gaat het trappen dan nog steeds soepel, dan is het goed. Zoniet, dan schakel ik terug. Geen last van m’n knieën meer gehad;
- die belasting van je knieën doet zich ook voor bij het wegrijden na een stop. Ik heb mezelf aangeleerd om voorafgaand aan een stop flink terug te schakelen, zodat ik in een laag verzet weer weg kan rijden. Helpt.
Rijgedrag
Ik heb heel erg moeten wennen aan de andere manier van sturen. Samen met de stabiliteit was dat beslist de grootste overgang. In het begin vond ik elke haakse bocht spannend, laat staan het mikken tussen twee paaltjes door. Het stuur voelde hypernerveus, het fietsen was leuk maar vergde heel veel concentratie. Dat is niet meer zo, het nieuwe sturen wende sneller dan ik verwachtte. Scherpe bochten blijf ik op een ligfiets wel lastiger vinden dan op m’n Vittorio. Andere dingen:
- het rijden op zandwegen is beslist anders. Bij een ligfiets, omdat er meer druk op je achterwiel staat, gaat het achterwiel bij losse verharding (mul zand, grind) sneller schuiven. Mul zand en een ligfiets verdragen zich sowieso slecht. Op een ronde via de Veluwe, op de mooie Tweede Pinksterdag dit jaar, werd ik helemaal slecht van de overvolle smalle gravel-fietspaadjes, waardoor ik de zandweg parallel daaraan nam. Alles ging goed totdat ik, omdat het fietspad ineens leeg was, de oversteek terug naar het fietspad wilde maken. Tussen de zandweg en het pad lag mul zand, ik crashte spectaculair en kon nog net overeind blijven. Op m’n Vittorio had de snelheid mij door het zand geholpen, de ligfiets groef zich direct vast. Leermoment, kuch;
- (verder gaat het rijden op onverharde wegen prima, al ben ik meer bedacht op het vermijden van los zand of kuilen);
- snel aanzetten (wegfietsen bij een verkeerslicht, snel een drukke weg oversteken) gaat bij een ligfiets minder goed. Explosieve beenkracht kun je minder goed kwijt. Daar pas ik mijn rijgedrag op aan. Op een gewone fiets durf ik nog even snel die weg over te steken, bij een ligfiets neem ik dat risico niet. Ik stap af en loop naar de overkant. Dat doe ik overigens ook bij een beladen zit-bagagefiets.
Omgeving
Wat ik zelf geinig vind, is dat een ligfiets meer reacties oproept van de omgeving. Vooral jonge kinderen, honden en katten hebben direct door dat er een ander soort fiets voorbijkomt. De rest van de levende wezens langs de weg is bezig met hun telefoon of met gras eten. Die reacties zijn nooit negatief. “Dat is een gekke fiets!” komt van jonge kinderen, “zo’n fiets wil ik dus ook” hoor ik verrassend genoeg van sommige tieners, volwassenen hebben een lege blik of eentje van ‘ze verzinnen ook van alles’. Veel hoi’s en korte gesprekjes. Ik geniet daarvan. Niet-standaard zijn ervaar ik beslist als een genoegen. Andere dingen:
- de invloed van wind is kleiner. Staat prominent op de pluspuntenlijst van een ligfiets, nu zelf ervaren. Een stevige zijwind doet echter meer met m’n evenwicht dan op een gewone fiets, maar dat kan ook onwennigheid zijn;
- door de positie van je hoofd zijn je ogen als ligfietser meer blootgesteld aan zonlicht. Je hebt er meer profijt van, maar bij felle zon ook meer last. Op een mooie dag heb ik op de ligfiets altijd een zonnebril op;
- op een zonnige dag draag ik een petje met klep. Omdat je recht tegen de (rij)wind inkijkt, waait dat sneller af dan op m’n Vittorio.
- ik ervaar meer last van uitlaatgassen van brommers;
- nooit eerder gemerkt dat wielrenners zo hard tegen elkaar praten;
- paarden vinden ligfietsen eng. Mij misschien ook, maar op m’n Vittorio heb ik daar nooit iets van gemerkt. Ik nader paarden op elke fiets voorzichtig, maar op de ligfiets heb ik een steigerend paard meegemaakt. Een berijdster (van een ander paard, tijdens een andere rit) vertelde dat paarden schrikken van de naar voren gerichte benen (van de fietser). Het is vooral oppassen bij paarden met oogkleppen, die jou pas heel laat zien.

Backbone toptas. Met een webbing bandje schuif je die over de schaal van het zitje, onder de Ventisit. Omdat de tas ook op de drager steunt, gaat hij niet hangen – ook niet als hij vol zit.
Kleding en spullen
M’n kleding en uitrusting heb ik op sommige punten aangepast:
- op m’n Vittorio had ik een racestuur dat met foam bekleed was, met daarop polyester-katoenen stuurlint. Het lint behoedde het foam in felle zon voor hard worden (en op den duur afbrokkelen) en absorbeerde zweet, waardoor ik altijd goed grip had op het stuur. Bij de rubberen handvatten van het klapstuur worden m’n handen snel zweterig. Fietshandschoenen van GripGrab (de ProGel is niet te dik gepolsterd, het gaat om de grip, niet om de demping) hebben dat verholpen en fietsen erg prettig. Bij wielrennen beschermen fietshandschoenen je handpalmen bij een val (die je instinctief met je handen opvangt), dat is bij een ligfiets minder aan de orde, maar mooi meegenomen;
- bidonhouders op een ligfiets kan, maar de beide houders op m’n Radical Design toptas (zie hieronder) vind ik praktischer;
- ik draag het liefst een gewone korte of lange outdoorbroek. Die heeft zakken, is vrijwel winddicht, droogt snel en kan ik ook ’s avonds na de dagetappe aan. Zo’n broek mag geen dik riem-lusje middenachter hebben, dat gaat heel erg irriteren (je ligt erop). Dat merkte ik bij een ritje in een gewone spijkerbroek. De Haglöfs broeken die ik op tochten draag hebben twee (platte) riemlussen waar ik niets van voel;
- op m’n Vittorio draag ik vanaf dagafstanden van zo’n 80 kilometer een fiets-onderbroek onder m’n outdoorbroek. Dat is een dunne polyester boxer met een niet al te dikke zeem. De zemen van een volbloed-fietsbroek zijn veel dikker dan nodig is op een bagagefiets-zadel, een fietsonderbroek is minimalistischer en kun je gemakkelijk combineren met elke ‘overbroek’. Maar elke zeem, hoe hightech ook, is een vochtbarrière. Een zeem wil je alleen als dat echt nodig is. Bij een ligfiets is dat niet het geval, dus exit zeem. Een gewone katoenen boxer absorbeert vocht als een dolle, maar laat dat nooit meer los. De naden ervan gaan bovendien schuren. Ik gebruik nu Craft sportboxers (ultradun, voor als het echt warm is) en naadloze boxers van Icebreaker (mengsel van merinowol en Tencel/lyocell, met een beetje nylon en Lycra). Met beide inmiddels goede ervaringen.
- op m’n Vittorio had ik een framepomp, nu zit er een klein hogedruk-handpompje van Lezyne in m’n toptas;
- tassen: ik heb geen ligfiets gekocht om vervolgens gewone fietstassen aan m’n bagagedrager te hangen. Aerodynamisch gezien zijn banaantassen op een ligfiets logischer en voor het weggedrag (stabiliteit) van de fiets beter. Welke? Voor mij een no-brainer. Radical Design, waarvan Elsbeth fietstassen heeft die de wereld zijn overgegaan, maakt mooie en sterke banaantassen. Door mijn achtergrond in de outdoorwereld word ik erg blij van het stikwerk en het materiaalgebruik van Radical (500 denier ripstop Cordura, lekker lompe en storingsvrije YKK 10 ritsen, National Molding gespen). Gekozen voor maat M, waarbij een set een inhoud van 55 liter heeft (de Ortlieb’s met flapsluiting voor m’n Vittorio zijn samen 42 liter). Rood. Voor dagelijks gebruik, en op tochten voor waardevolle en snel-bij-de-hand spullen, koos ik voor een oranje Backbone (rug-)toptas, ook van Radical. Als rugzakje te gebruiken, met twee bidonhouders en stabiel rustend op de drager. Op tochten wordt dat straks geel-oranje-rood, ik word er nu al blij van.
Aan de beurt
Afgelopen donderdag om 09:30 was het tijd voor de 1175,4 km-beurt van mijn Gaucho. Inmiddels zijn mens en machine zo op elkaar ingespeeld dat ik precies met die kilometerstand en op die tijd in Nijeveen bij Henk en Monique voor de deur stond. Ik schoof wat met mijn opdrachten en besloot vanuit huis heen en weer te fietsen, kon ik meteen ervaren wat het ligfietsen met bagage was. Om eerlijk te zijn vond ik dat vooruitzicht spannend. Stoppen, wegfietsen en in balans blijven heb ik nu stevig in de klauw, maar wat zouden twee banaantassen vol kampeerspullen met die balans doen? Ik had visioenen van gênant omvallende niet-meer-piepjonge mannen op gele ligfietsen, met passerende fietsers die hoofdschuddend dachten ‘koop dan ook een normale fiets’. En misschien zou ik wel stilvallen op de hellingen van die enkele heuvel op de Veluwe.
Het was een openbaring. Om te beginnen had ik me erop voorbereid dat de tent achter op de drager zou moeten. Bij m’n Vittorio heb ik daar slaapzak en tent op liggen, met de rest van de spullen in twee achtertassen. De twee Radical banaantassen in maat M hadden weliswaar opgeteld 13 liter meer inhoud dan de achtertassen, maar omdat én tent én slaapzak én toptas op de drager zeker niet gingen passen, moest de slaapzak in elk geval in de tassen. Daarmee was die extra 13 liter wel opgebruikt. De tent zou daar zeker niet bijkunnen. Maar dat kon hij wel. Wat ik was vergeten, was de flinke inhoud van de Backbone toptas, waar nu veel zooi in zit die normaal gesproken in m’n achtertassen zat. Met (min of meer) alles wat ik op een meerdaagse tocht bij me heb, zaten noch banaantassen noch toptas vol. Wow. Dan het op-de-fiets-doen. Ventisit eraf, banaantassen op de schaal van het zitje, beetje friemelen met het afstellen van de zwarte webbing banden en… klaar. Hing als een huis. Ventisit erop, ik erop en weg, richting het noordoosten.
Klopje
Ik heb geen kilometer het idee gehad dat ik spullen bij me had. Balans geen probleem, wegfietsen en stoppen geen probleem en (op de terugweg) het klimmen geen probleem. Maar wel twee gazen ‘steekzakken’ bovenop de tassen waar ik snel m’n zonnebril in kwijt kan, of een Sultana, of wat dan ook. En ik kon m’n arm af en toe op een tas laten rusten, of die een klopje geven als op de flank van een paard. Een koning voelde ik me. Er zat een gelukkig mens op die gele Gaucho, afgelopen donderdag en vrijdag, want ligfietsen met bagage is wat ik wil.
Ik kampeerde op natuurkampeerterrein De Oldenhof, fietste de volgende ochtend naar Nazca en na de beurt (en opnieuw een leuk contact met Henk en Monique) van Nijeveen terug naar Amersfoort, via de Veluwe.
Na de wittebroodsweken
Relatiecrisis. Een man verscheurd tussen liefdes, zich afvragend wat hij van die liefdes verwacht, twijfelend over de balans tussen gevoel en verstand. Dat was ik in de zomervakantie van 2020. Ik ben in Frankrijk, in het departement Drôme, in het Drômedal tussen Loriol en Grâne. Bij familie, waar we al vijfentwintig jaar komen. Eigenlijk aangenomen familie, maar dat is een lang – en bijzonder – verhaal. Ligfiets mee, zeker. Rondjes fietsen, natuurlijk. Maar niet onbezorgd. Eigenlijk was er thuis al spanning. M’n Vittorio zit in een zwaar hulpverleningstraject (“Hij zegt dat hij nog van me houdt, maar hij heeft me al drie maanden niet meer aangeraakt!” Dat soort dingen), en ik ga even lekker op vakantie. Voelt toch niet helemaal OK. Als je zo lang samen bent geweest, is een beetje nazorg wel kies. In liefde en oorlog is alles geoorloofd.
ViaRhôna
Elsbeth en ik gaan fietsen. Rondje Montélimar, zelfbedacht, 73 kilometer en een vast bestanddeel van een verblijf hier. Via delen van de ViaRhôna naar het zuiden, daar ter hoogte van Rochemaure via een hangbrug de Rhône oversteken (de tietenbrug, maar dat is ook weer zo’n heel verhaal, dat te maken heeft met roestige campers langs de bosweg ernaartoe, waarin Afrikaanse dames – in een pauze zichtbaar ontkleed – hun geld verdienen) en dan via de westoever en een stuk ViaRhôna terug naar Le Pousin en Loriol. Veel vrijliggend fietspad, een paar stevige klimmen, vrijwel geen auto-ruis. Een aangename route, en er is nog wat te zien ook.
Test
Voor mijn ligfiets is dit een praktijktest. Mijn Nazca en mijn ge-ligfiets voor het eerst in de echte wereld. Dat hij thuis onbekommerd tussen de weilanden door zoeft, biljartlaken-vlak over biljartlaken-asfalt, blik vooruit, een enkele keer harder werkend, is heel fijn. Maar dat is slechts een deel van mijn fietsend bestaan. Het andere deel is met spullen beladen buiten Nederland. Over denderend gravel door Duitsland, over de brakke wegen van België, de brute klimmen in Toscana en de Ardennen, de verschroeiende warmte van Zuid-Europa en de lange cols in de Alpen. Om het bij Europa te houden. Daar moet my little yellow friend (misschien ga ik ‘m Cato noemen, al vinden we inspector Clouseau’s benaming waarschijnlijk niet meer kunnen) zich ook thuis voelen. In z’n element zelfs. Anders mag hij niet mee.
Anders
De Franse wegen zijn anders dan de Nederlandse. Altijd verhard, maar de reparaties gebeuren met teer en grind. In bochten, op de as van de weg en na werkzaamheden ligt er altijd een plasje los grind. Bij bruggen verdwijnt het beetje vluchtstrook dat er nog was, waardoor je stuur-aan-velg rijdt met vrachtwagens en je de spiegels van nerveuze Citroëns op een haar na mist. De klimmen op landwegen zijn kort maar recht omhoog. De zomerzon brandt gaten in je hoofd en bovenbenen. Het is de echte wereld.
We vertrekken om 7 uur ’s morgens om de warmte vóór te zijn, en ik heb het enorm naar m’n zin. De zon piept langzaam boven de randen van de Vercors uit, de buizerds jagen boven m’n hoofd, de dorpen zijn stil. Ik ga bij het wegrijden bijna op m’n plaat. Het laatste stukje naar ons huis hier is onverhard met keien en grind. Die les zou ik al geleerd moeten hebben, maar ik leer ‘m nog een keer. Over de dedicated fietspaden langs de Rhône is het een feest, de eerste korte klimmen ga ik vol in. Elsbeth is eerder boven, maar op langere klimmen weet ik mezelf de betere klimmer. Op het vlakke heerst Elsbeth, elke dag heen en weer fietsen naar Zeist laat z’n sporen na.
Geploeter
Er komen meer kilometers met een blij hoofd, maar ook meer klimmen. Elsbeth haalt me ook daar direct in, ik schakel terug totdat de shifter loos heen en weer beweegt en ga ploegend de heuvel op. En dan gebeurt het. Ik ben het ineens helemaal zat op dit zwoeg-mormel. Met m’n Vittorio was ik naast Elsbeth blijven rijden, waarschijnlijker ervoor, desnoods erna. Allesbehalve honderd meter achterop. Ik kom de heuvel op zonder krakende knieën of zwenkend stuur, maar het voelt als ongekend geploeter. Tobben. En meneer wil volgend jaar april de Alpen over, met deze fiets. Al meegekregen dat dat 2284 hoogtemeters zijn, Peeters? Plaatje scherp van wat Amersfoort-Rome aan geklim in petto heeft? Crisis. Zware crisis.
Aan de Ardèche-kant van de Rhône doen de vlakke en fijne fietspaden m’n ergernis vergeten, maar als ik de laatste kilometer naar Le Perrier rijd, op een kort stukje van 135 naar 200 meter hoogte, val ik compleet stil. Lopen, duwen, fijne romantische dichtregels declamerend. Op het allerlaatste stukje moet en zal ik glorieus fietsend aankomen. Ik stap op en maak een spectaculaire schuiver in het grind. Ik heb de aandrang om m’n fiets te schoppen. Wat unne klómmel, zou mijn moeder in het Limburgs zeggen. Ik pak hem op, zet hem tegen de muur en ga binnen bedenken hoe dit nu verder moet. M’n oude liefde in het ongeluk gestort, m’n nieuwe liefde blijkt misschien toch geen gelukkige match. “How is this to end?” vraagt Lord Wessex in Shakespeare in love. Waarop koningin Elisabeth I antwoordt “As stories must when love’s denied: with tears and a journey.” Fijn. Dat helpt.
Contemplatie
Wat wel helpt is dat ik geen twintig meer ben. Het allesoverheersende van het moment krijgt snel het perspectief dat elk heftig moment verdient. In gedachten zet ik een stap achteruit en overdenk m’n gevoel. Wat betekent dit voor m’n liefde voor het ligfietsen?
Soms is een liefde verschroeiend en knieënknikkend, om dan na de heftige beleving ervan de vorm te krijgen die het al die tijd al had. Een zoete lust die een vakantieliefde een bronzen randje geeft, maar die, eens uitgewoed, alleen als warme herinnering in je hoofd achterblijft. Je zou nooit met haar kunnen leven, het zou nooit gewerkt hebben. Dat verliefdheid niet zoveel met liefde te maken heeft diskwalificeert het niet, maar zet het wel in perspectief. Het is te ondiep voor een betrouwbaar fundament. Om jaren te kunnen regeren kan het gevoel niet zonder diepte en verstand.
Er zijn ook liefdes die op een ander niveau beginnen. Minder aardverschuivend, maar ze verwarmen niet alleen je wangen, ze verwarmen je hele persoon. Je hele ik beweegt naar je nieuwe lief. Je radar, gefinetuned door eerdere liefdes, zegt tegen je dat het goed is. Niet schreeuwend, schuchter haast, maar al snel hoorbaar. Dingen kloppen, dat je knieën blijven functioneren is eigenlijk wel fijn. Dat je gevoel veilig is bij de ander is fijn. Want je bent al door een onzichtbaar koord verbonden. Dat overkwam me in oktober 1997, en m’n radar zegt nog steeds dat het goed is.
Radarbeeld
Ik ga op zoek naar het radarbeeld van m’n Nazca. En denk terug aan twee weken geleden, toen ik samen met een deel van mijn familie een afspraak had in het Radboudumc. Een geneticus praatte ons daar bij over een al jaren lopend erfelijkheidsonderzoek. Om 09:00 uur in Nijmegen. Met de auto gaan kwam niet in me op, in de trein moest ik een snuitje op. Ik ging fietsen. Om iets na half vijf lag ik op m’n fiets, met in de lucht de eerste hint van de dageraad en met een lichte drizzle die me niet deerde. In de stille vroegte van de dag fietste ik over de Eder Heide, vóór me stak een wild zwijn het fietspad over. Ik kwam nat maar op tijd bij het Radboud aan, waar ik m’n ligfiets veilig in een personeels-fietsenstalling (mijn oudste zus werkt er als verloskundige) kon zetten. Ik voelde die ochtend een geluk dat ik nog niet zo had gekend. Niet alleen door het fietsen, maar ook door het gevoel dat ik in alle opzichten m’n eigen weg was gegaan, zo vroeg en zo vrij op een ligfiets door het Utrechtse en Gelderse land.
De allegorie van de liefde, vervolg
Wel eens meegemaakt dat twee mensen besluiten samen verder te gaan – tot je verbazing omdat er tussen hen zoveel verschillen zijn? En dat de één dan zegt “dat veranderen we nog wel!” En dat je verontrust denkt ‘het is geen grap, maar echt gemeend’.
Het willen veranderen van de ander is naïef voor wat betreft het ‘kunnen’ en respectloos voor wat betreft het ‘willen’. Liefde gaat over the whole package die de ander is. Over het respecteren van en het ruimte geven aan de eigenheid van de ander. In de kern van de zaak gaat liefde niet over jou.
Amen.
Je begrijpt natuurlijk direct wat dit met m’n ligfiets en mij te maken heeft. Mijn Nazca is geen Vittorio – en vice versa. Er zijn dingen aan m’n ligfiets waar ik me aan stoor, er zijn dingen waar ik heel gelukkig van word. Waar het om gaat is dat ik niet moet verlangen dat de mindere dingen aan m’n ligfiets veranderen. Ik moet om leren gaan met m’n nieuwe fiets, met de goede en de slechte eigenschappen. Hem accepteren zoals hij is. Maar daarvoor moet er genoeg liefde en verbondenheid zijn. Omdat ik er ernstig aan twijfel of m’n reisverzekering een fietsrelatietherapeut vergoedt, moet ik zelf aan de slag. Tijd voor een nieuwe ronde. Letterlijk.
Tournesolen
Op een milde dag, het zal niet warmer worden dan 26 graden, stap ik op voor een rondje Valence. Vergelijkbaar met dat naar Montélimar, maar nu naar het noorden. Ik ga alleen, ik heb dat nodig. Een stukje over de D104, de brug over, Livron in en weer uit. Ik zwier met een forse zijwind tussen de tournesolen en de boerderijen door. Steek de Rhône over, rijd de Ardèche in. Opnieuw over de ViaRhôna, dit keer recht naar het noorden. Ritsen fietsers komen me tegemoet, bijna allemaal jonge mensen, bijna allemaal Fransen. Met allround fietsen, achtertassen en een nieuwe oranje helm van de Decathlon. In deze door de pandemie in de wielen gereden zomervakantie zijn ook veel Fransen een fietsvakantie gaan doen. Ze hebben er zin in. We groeten, leuk, alleen voor de enkele Nederlander die ertussen zit is het bagagefietsen een veel te serieuze zaak om terug te groeten. Behalve bij een tandem-ligfiets, waarvan de berijders net als ik een grote duim opsteken en breed lachend gedag zeggen. Nog veel leuker.
Goed gedaan
De struiken trekken zich terug, de horizon valt open. De route gaat over gravel langs de oever van de grote rivier, met de mistral, de harde en koelere noordenwind die uit de Alpen komt, vol in m’n gezicht. Ik loop in op andere fietsers en merk voor het eerst hoeveel minder last ik van de wind heb op een ligfiets. Waar de route de Eyrieux oversteekt moet ik een talud op. Een vrachtwagen rijdt net naar beneden. Als ik de smalle strook omhooggaande weg zie die voor mij overblijft wil ik afstappen. Maar daar leer ik niets van, hoe griezelig ook. Ik schakel terug, houd geconcentreerd het stuur kaarsrecht en kom boven. ‘Goed gedaan’ zeg ik tegen mezelf. Op de brug die er direct na komt passen m’n fiets en ik maar net tussen de railing en een betonnen barrier. Ik stap op en fiets, hypergefocust als een koorddanser, in een rechte lijn de rivier over, zonder staal of beton te raken. Ik klop mezelf op m’n hoofd, als een vader bij z’n zoon. Goed gedaan Peeters.
Op het laatste stuk tot Valence mag ik weer zwieren over kleine landwegen, langs schaduw en langs collega-fietsers, waarbij stilaan de lach op m’n hoofd groter en groter word. Het talud over de grote Rhônebrug ga ik met gemak op, op de brug zet ik aan en ga suizend naar de overkant.
Mooier
Ik groet de brandweerkazerne, eens collega’s, na de rotondes en ga op het plein van Portes-lès-Valence op een bankje zitten. Ik wil een boulangerie binnengaan om zoveel te kopen als ik kan dragen, maar – fuck – ik kan m’n mondmasker niet vinden. Die zit altijd in m’n korte broek. M’n andere korte broek. Ik eet Liga’s en Sultana’s, drink water en voel de schaduw op m’n hoofd en armen. Al heb ik geen bagage bij me, dit is het fietsen waar ik van houd. Mensen kijken, natuur kijken, het weer en het landschap zien en zien veranderen. Contact met de wereld buiten, de wereld die zoveel mooier is dan nieuws-apps laten zien. M’n ligger is weer m’n vriend, want daarop kan ik de wereld veel beter zien, kan ik meer aandacht hebben voor de omgeving, zonder dat die wordt afgeleid door pijn aan polsen en zitvlak. De slinger hoeft niet meteen de andere kant uit te slaan, van ergernis naar euforie. Ik zet die slinger stil en laat m’n liefde stap voor stap opnieuw groeien. Want m’n radar zegt dat het goed is.
Het steile stuk vlakbij huis waar ik eerder roemloos strandde voelt als een nieuwe poging. Ik begin eraan met aandacht voor m’n trapfrequentie, ik schakel op tijd terug en kom boven zonder stilvallen. Allerminst vanzelf, maar het lukt me. Als ik nog eens goed nadenk ben ik hier met m’n Vittorio ook wel eens gaan lopen. Dit is geen standaard helling, het zou me niet verbazen als de gradiënt ruim meer dan 10 procent is. Op het allerlaatste grind-en-keienstuk stap ik af. Het zijn losse keien op een zandweg die flink omhoog gaat, ook dit is geen standaard onverharde weg. De nuances van deze laatste stukken zag ik eerst niet, de frustratie had de overhand. Nu hervind ik het perspectief en loop het laatste stukje naar de gîte, voldaan als na elke mooie rit.
Het moet
Op de een-na-laatste dag op Le Perrier zegt Elsbeth: ik wil morgen nog een keer fietsen, het rondje via Marsanne. Ze kijkt me aan: “Ga je mee of fiets je een andere route?” Dat vraagt ze niet voor niets. Er zit een col in. Niet hoog, maar het is een col. Ik heb de keuze, maar eigenlijk heb ik die keuze niet. Het is als het lopen van een eerste wedstrijd na het herstel van een flinke blessure, een ervaring uit m’n atletiektijd. Onontkoombaar en doodeng. Lopen met het zweet in m’n handen. Als het maar wegblijft, als het maar niet terug is. Maar het moet, anders loop ik nooit meer een wedstrijd, en daar was het me na alle trainingsinspanning wel om begonnen. Als ik met m’n Nazca het avontuur wil van lange bagagetochten buiten Nederland, zoals naar Rome, dan moet ik weten of ik ermee kan klimmen. Al zijn er duizend ligfietsers met bagage de Karakoram over gegaan, het gaat erom dat ik zelf moet voelen dat het kan, dat ik het kan. Want ik wil het zo graag, ik ben verslingerd geraakt aan het liggend zwieren door het landschap.

Uitzicht onderweg. Links op de helling Mirmande, rechts het Rhônedal met in de verte de koeltorens van de kerncentrale van Cruas.
“Ja” zeg ik, “ik ga met je mee. Rondje Marsanne, morgen.” Maar ik zet geen wekker. Ik slaap slecht. Zo groot is het, ontdek ik.
De ochtend vordert, de milde morgenuren gaan voorbij, de warmte zet in. Ik zeg het niet, maar ik ben aan het uitstellen. Dan gaat het betrekken. Witte wolken met een tintje grijs houden de zon tegen, zonder de belofte van regen. Het wordt bijna aangenaam buiten, de echte warmte verdwijnt uit de lucht. Ik sta op de rand, met m’n klimgordel aan, abseilacht aan de carabiner, touw vast met m’n gestrekte rechterarm. Ik kijk de donkere diepte in en ga de rand over, omdat ik anders nooit meer die gordel omdoe, omdat er geen echte weg terug is. Niets moet, maar toch moet het. We stappen op en rijden weg.
Tot Loriol is het kort afdalen en daarna vlak, we slaan linksaf, de shortcut naar het dorp en de Intermarché. In Loriol kijkt een enkeling stomverbaasd naar m’n fiets, een klein meisje glundert me na, de straten zijn kalm. Het is de laatste kilometer voordat het begint. Net buiten het dorp gaat de route haaks naar links via een steeg-achtige smalle weg, onbarmhartig recht omhoog. Ik ben net zo geconcentreerd als op de rand van de rotsen, als bij de start van die eerste wedstrijd, als bij m’n eerste parachutesprong, op 8000 voet zittend in de deuropening van de PH-PAR, klaar om in het luchtgat te springen. Ik ben scherp en vastberaden, houd m’n snelheid vast, schakel op tijd terug naar het kleinste verzet en ga linksaf de helling op.
Er gebeurt niets. Ik val niet stil, ik val niet om, m’n knieën sputteren niet, m’n cadans blijft prima. Ik ga omhoog, ik klim, ik doe dit. Elsbeth haalt me in, maar het maakt me niet uit want de inspanning voelt nauwelijks anders dan op m’n Vittorio. Ook na een paar honderd meter, ook als ik na een tijdje weet dat ik het steilste deel heb gehad en ik licht stijgend langs hekken en achtertuinen fiets. Er rolt een enorme molensteen naar beneden, die eerst om m’n nek hing. Ik steek m’n arm omhoog, als op de finish van die eerste wedstrijd na de blessure. Ik lach door de druppels zweet heen die over m’n gezicht lopen. Zou ik dit echt kunnen?
De Grande Limite
Het stuk daarna gaat licht op en neer. Ik sta een paar keer stil om foto’s te maken. Rechts stroomt de Rhône traag door haar dal richting de Middellandse Zee, aan de overkant de lage bergen van de Ardèche. Het geluk bekruipt me als warmte die terugkomt als je op een winteretappe ergens binnen koffie gaat drinken. We passeren Cliousclat, Mirmande, de Puttershoek (een dorpshoek met grote bomen waarin eens een hele zwerm puttertjes was neergestreken) en gaan op weg naar de col. De wolken blijven waar ze zijn, de warmte blijft weg. Een enkele Nederlandse auto passeert me, op weg naar een van de campings in de buurt. De weg gaat iets stijgen, naast de weg staat een bord dat de col aankondigt. Een perfect getimed bord, met de hoogte, de afstand en het hellingspercentage. In elke andere situatie had ik erom gegrinnikt, ik moet naar 515 meter, maar nu is het als een poort waar ik onderdoor fiets. M’n Gaucho en ik, op weg naar de eerste col. De Col de la Grande Limite. Ik ben er niet helemaal zeker van of ik dat in deze situatie een fijne naam vind.
Aan de bak
In de aanloop gaat het met 4 procent omhoog, ik let goed op m’n cadans en zorg ervoor op frequentie te blijven trappen, niet op kracht. Ik heb het naar m’n zin, veel moeite kost het me niet. Als ik de eerste haarspeldbocht scherp naar links neem is er weinig meer over van de spanning van vanmorgen. De meters tellen op, de weg is open aan de dalkant, een licht briesje strijkt door m’n haren. De volgende haarspeld is naar rechts, ik ontdek op tijd dat ik de bocht ruim moet nemen om ‘m te kunnen maken. De helling gaat naar de voorspelde 9 procent, ik schakel terug totdat de trapfrequentie weer goed voelt. Ik moet aan de bak. Wat zei Walter ook alweer? Lig goed achterover, geef je buik en borstkas alle ruimte om diep adem te halen, want zuurstof = vermogen. Dat doe ik, ik haal goed adem en blijf prettig genoeg trappen. Het zweet vult m’n wenkbrauwen en loopt m’n ogen in. Ik heb zelfs de stabiliteit om met m’n handschoen het zoute water uit m’n ogen te vegen. Ik ben zeker nog niet boven, maar weet eigenlijk al genoeg. Ik sta het mezelf nog niet toe om het te denken, ik houd m’n focus. Bocht na bocht gaat voorbij, het zweet stroomt in alle hevigheid, maar alles voelt goed. Het is hard werken, maar geen zwoegen en zeker geen tobben. In m’n spiegel zie ik een rood geklede gestalte die snel nadert. Dirk, die drie kwartier later is vertrokken, gaat me op z’n racefiets voorbij. “Alles goed pap?” “Zeker!” zeg ik naar waarheid. Tien minuten later ben ik boven, op de Col de la Grande Limite. Ik ontdek dat ik het lichtste verzet niet eens gebruikt heb. Ik heb onderweg niet één keer gestopt en heb die aandrang ook niet gehad. Dat was op m’n Vittorio beslist anders.
Een lichtheid omgeeft me, de lichtheid van de overwinning, de lichtheid die overblijft als alle zware gedachten onderweg zijn vervlogen in de wind. Ik maak een foto van m’n Gaucho bij het bord van de col. Eventjes ben ik de gelukkigste ligfietser van het noordelijk halfrond, een ligfietser die de wereld aankan, een ligfietser die voor het eerst echt durft te denken dat hij die wereld in kan. Niet alleen, maar met z’n nieuwe liefde.
Een herfst met hindernissen
De nazomer
De nazomer brengt mooie dagen, milde temperaturen, oranjegeel avondlicht en een agenda waarin de fiets en ik vaak naar buiten kunnen. Op de laatste dag van augustus fiets ik naar het project Rotterdamsebaan (gemeente Den Haag), een van m’n opdrachtgevers. De auto blijft op de oprit, als het ook met de trein of fiets kan laat ik ‘m staan. Het kost me geen moeite, ik heb niets meer met autorijden. Met de auto op de weg zitten confronteert me met een kant van het menselijk samenleven waar ik niet blij van word, waarom zou ik. Vanaf de fiets ziet de wereld er vriendelijker uit, ik word er gelukkig van. Ik ben langer onderweg, maar dat is geen verloren tijd. Er komt geen stress bij, er gaat stress af. Het bloed stroomt, net als m’n gedachten, daar rolt altijd iets uit.
Het is 20 graden, de lucht is wolkengrijs en blauw, er staat een beetje wind. Ik kom door stukken Nederland die ik niet goed ken, een groot park in Nieuwegein, dorpen met oude kerken, waterlopen als op ansichtkaarten. Die dag fiets ik opgeteld 180 kilometer. Een stevige afstand, m’n lijf houdt zich goed, ook de dag erna. Op m’n Nazca beweeg ik me met gemak. Verkeerslichten en klimmetjes zijn niet langer spannend, ik geniet van het uitzicht en het comfort.
Ontwikkeling
Na de eerste maanden van wennen en leren ontwikkelt m’n ligfietsend bestaan zich. Ik zet het zitje lager als ik tijdens een bosrit ineens het gevoel krijg dat ik te rechtop zit. Inmiddels staat het op de laagste stand. Ik zoek en vind geschikte Windstopper jassen van Gore Wear die, omdat het hardloopjassen en geen fietsjassen zijn, het goed doen op de ligfiets. De belangrijkste aanpassing is het vergroten van de trapafstand, door de buis met bracket en crankstel een kleine centimeter verder uit te schuiven. Een wereld van verschil. Beter voor m’n knieën, ik fiets lekkerder.
Ik vind de voor mij ideale gps, en ontdek met cadans-sensor en hartslagmeter voor het eerst hoe het met m’n trapfrequentie en inspanning zit. Dingen beginnen op hun plaats te vallen, er komt rust en routine in het ligfietsen.
Visioenen
Vanaf de ligfiets krijgen zomer en nazomer een tweede gedaante. Langzaam drijft er een grijs wolkje boven het ligfietsen. Net als in Frankrijk halen ook in Nederland veel meer mensen hun tweewielers uit de schuur. De wegen zijn druk, de fietspaden nog drukker. Met drommen e-bikers die een lichte paniek in de ogen krijgen als ik ze op smalle gravelpaadjes tegemoet rijd. De voorkant van m’n ligfiets moet op de stormram lijken van het schip van de arme piraten uit Asterix en Obelix (de grote Nubiër in het kraaienest die, terwijl het schip gorgelend zinkt, roept “e’ zit ’n gat in de vloe’ en e’ komt wate’ doo’!”). Gezellig fietsende stellen die, zodra het pad breder wordt dan 50 centimeter, altijd naast elkaar gaan fietsen, in een bubbel van totale onbewustheid van welke andere fietser in welk werelddeel dan ook. Alsof naast elkaar mogen rijden aan de top van elke prioriteiten-piramide staat. En helemaal verbaasd zijn als ik bel en erlangs wil. Zo erg dat ik – kan ik op jullie discretie rekenen? – visioenen krijg van een bijna per ongeluk gemaakte zwenk, waardoor het stel beduidend minder gezellig (en vooral spectaculair) de berm in crasht. Motoren die de kalme avondlucht nog even komen vernaggelen met nerveus motorgejank en gestank. Brommers, paarden, auto’s, nog meer e-bikers. De stad heeft zich naar buiten verplaatst.

Ik vergrootte de trapafstand door de buis met het bracket uit te schuiven. Het lijntje is hoe ver de buis eerst was uitgeschoven. Let niet op de spetters paardemest, ik kom nog eens ergens.
Zennig zwieren
Mijn fantasieën over Het schriklijk lot van e-Hendrik ende e-Gonda zijn natuurlijk slapstick, bedoeld om m’n eigen lol erin te houden. Iedereen mag hier fietsen (alleen jammer dat iedereen dat ook doet) en moet dat met het mooie weer ook beslist doen. Toch begin ik me echt te ergeren aan alle drukte. Die voelt op m’n Nazca vervelender dan op m’n Vittorio, omdat ik me aan die drukte overgeleverd voel, onmachtig eraan te ontsnappen. Met m’n Vittorio kan ik even die snelle links-rechts maken, die snelle stop-en-weer-door in de berm om ruimte te geven, die flitsende inhaalmanoeuvre over de zandweg naast het fietspad. Op m’n ligfiets kan ik dat vergeten, bij stapvoets rijden in de drukte moet ik eraf, wegrijden na een stop gaat trager. De wendbaarheid en snelheid die bij drukte m’n escape zijn mis ik op de ligger. Ik begin te foeteren op de auto’s die dorpen als een verstopte afvoer stilleggen, op uitlaatgassen van brommers die ik moet inademen omdat de berijders te lui zijn om te fietsen, op fietsers die me geen ruimte geven, op auto’s die overal vandaan lijken te komen. Ergernis hoort er helaas nu en dan bij, maar deze ergernis neemt het over. Ik schrik van mezelf, zo wil ik niet fietsen. Dit moet anders, ik moet anders. Ik concentreer me op een nieuwe, in eigen laboratorium ontwikkelde fietshouding, zennig zwieren, en doe m’n best het verkeer te negeren en langs me af te laten glijden. Het niet langer als interactie te zien, maar als iets buiten mij. Al even zennig sla ik vaker een vat geduld aan en neutraliseer ik het laatste restje testosteron. Ik doe m’n best, het werkt, maar het gaat niet vanzelf.
Oranjescooterman
Het dieptepunt komt op een fietsrondje met Elsbeth. Ergens op een asfalt-fietspad bij Maarn komt ons een groepje scholieren tegemoet, meiden die naast elkaar fietsend de grootste lol hebben. Achter de meiden nadert een scooter. ‘Dat gaat hij niet doen’ denk ik, maar hij gaat het wel doen: terwijl we de meiden passeren wurmt de scooter zich tussen ons en het groepje door. Ik moet uitwijken en ga nog net niet de berm in. Ondertussen schud ik m’n hoofd en hef een hand op in ongeloof en afkeuring. In m’n spiegel zie ik dat in de verte scooter-mans stopt en terugrijdt. Hij rijdt ons voorbij, zet z’n scooter dwars op het fietspad en stapt af. Het is glashelder wat hij wil doen, maar terwijl hij terugreed heb ik m’n openingszet bedacht. Als hij dreigend op me afloopt zeg ik “U wilde iets vragen?” Het ontneemt hem het initiatief, hij reageert nu op wat ik zeg en niet op waar hij voor komt. Dat heeft hij niet in de gaten, er komt een antwoord. “Ik zou wel eens willen weten waarom jij dat gebaar maakte!”. Hij staat er als een door woede verblinde stier, waarbij de kleinste gebeurtenis een aanval kan triggeren. “Omdat wat u deed erg gevaarlijk was, ik moest zowat de berm in.” Hij lijkt zich klaar te maken voor de aanval. “Dat wil ik niet meer horen, ik zal die kop van je eens verbouwen, met die grote oren van je.”
Dreiging
Ik maak een snelle analyse. Om te beginnen is deze man labiel (en heb ik inderdaad een flapoor. Eentje). Zijn boosheid staat in geen verhouding tot wat er gebeurd is, zeker gezien zijn eigen rol. Ik ben een druppel, maar ken de volle emmer niet. Het lijkt er bovendien op dat hij gedronken heeft. Eén ding gaat niet gebeuren: slaan. Ik heb dit helaas vaker meegemaakt, als bevelvoerder bij de brandweer tijdens jaarwisselingen. Mannen die het helemaal kwijtraakten als je hun vuurtje uit kwam maken (pallets, huisraad en een enkele koelkast, tussen auto’s middenin een woonwijk. Waanzin). De-escaleren is dan de manier, de angel eruit halen, iets dat ik met groot respect de collega’s van de politie zag doen. Wel je werk doen, niet de situatie laten ontploffen. Mijn aanpak was helm afzetten en handschoenen uit, als teken van kwetsbaarheid (‘ik kom in vrede’). Daarna heel rustig uitleggen dat het brandende pvc in de koelkast voor rook met blauwzuurgas zorgde dat – ik wees naar een bovenverdieping – door dat raam naar binnen ging, een raam waarachter z’n kinderen waarschijnlijk lagen te slapen. Tot een uur of elf ’s avonds werkte dat, daarna kwam de drank in de man en de totale gekte in de stad. Situaties konden elk moment omslaan. We hielden staaflantaarns paraat als zelfverdediging, zorgden dat we altijd konden vluchten en kwamen alleen in actie wanneer een vuur echt gevaar opleverde. Er is niets bedreigenders dan boze mannen met drank op, omdat hun gedrag onvoorspelbaar is en je niet weet of hun rem op geweld nog werkt. Tijdens een oudejaarsnacht werd een hoek van een stoeptegel door het raam van de tankautospuit gegooid. Hij miste m’n gezicht op centimeters, ik had de glassplinters in m’n wang. De dreiging sloeg om in reëel geweld, ik realiseerde me waaraan ik ontsnapt was.
De dreiging van de scooterman met z’n rode hoofd en oranje veiligheidsjas voelt net zo reëel. Hij heeft het fietspad geblokkeerd, hij dreigt te gaan slaan, hoeveel rem op zichzelf hij nog heeft weet ik niet. Het brengt me in een andere modus. Jij of ik. M’n doel is de-escaleren, hier straks wegrijden zonder dat er gevochten is. Maar als dat niet lukt weet ik wat ik kan doen om hem te stoppen en mezelf en Elsbeth te verdedigen. Z’n knieën zijn onbeschermd, daar laat ik het hier bij. Ik heb me als kind wel eens laten intimideren door de dreiging met geweld, en hield daar een rotgevoel aan over. Dat gaat nu niet gebeuren, ik ga zeggen wat ik te zeggen heb zonder dat dit kansarm stuk vreten daar invloed op heeft, er ondertussen voor zorgend dat het niet escaleert.
De afloop
Ik zeg hem dat ik zelf bepaal wat hij te horen krijgt. Hij wordt nog bozer (“Ik wil dat niet meer horen!”). Dat ik op geen enkele confrontatie uit ben, maar dat hij wel z’n verantwoording moet nemen. Hij wordt iets rustiger. Zo ga ik door, heen en weer. Ik speel met hem, onverstoorbaar maar hyperalert. Uiteindelijk voel ik de spanning afnemen en het gevaar van geweld wijken. Hij heeft al z’n boosheid kunnen uitspugen, ik heb het niet op de spits gedreven en toch m’n punt gemaakt. Goddank geen geweld, geen nasleep, het stopt hier. Ik wens hem nog een fijne middag (hetgeen niet helemaal de juiste tekst blijkt) en we rijden verder.
Ik overdenk wat er gebeurd is, en nog eens. ’s Avonds in bed, de volgende dag. Ik zeg tegen mezelf dat ik het goed gedaan heb, maar die troost is zo krachteloos als nat wc-papier. Een k-gevoel overheerst. Ik herbeleef de confrontatie over and over. Dat hij het fietspad blokkeerde, hoe bedreigend dat en zijn woede voelde. Of ik tegen ‘m op had gekund als hij was gaan vechten – ik ben een waardeloze vechter. Of ik het toch niet met me heb laten gebeuren, of ik fermer had moeten zijn. Ik ben zo kwaad over wat deze man heeft gedaan, over het onrecht dat ik in een ambu had kunnen liggen terwijl hij ons met z’n inhaalactie in gevaar bracht. De terreur van dit soort mannen in het verkeer, in mijn fantasie sla ik het licht uit z’n ogen, zo boos ben ik. M’n overdenkingen maken me ongelukkig. Ik wil deze gedachten en analyses niet, en al helemaal niet als ze met fietsen te maken hebben. Ik wil geen negativiteit, vanuit het diepst van m’n hart niet.
Anders zijn
Ik neem me voor om in dit soort situaties geen gebaren meer te maken. En stel mezelf de vraag wat er was gebeurd als ik op een gewone fiets had gezeten. Of oranjescooterman misschien gedacht heeft ‘daar gaat weer zo’n fietser, zo’n bijdehand die in het Frans tot tien kan tellen en weet wat de hoofdstad van Vladivostok is’. Misschien gaf dat een extra impuls aan zijn boosheid. Het als ligfietser steeds aandacht krijgen begint me tegen te staan. Eerst vond ik dat leuk, nu stoort het me. Die aandacht begint te voelen alsof ik met ligfietsen een statement maak. Dat doe ik niet. Ik heb een andere fiets, maar dat maakt mij nog niet anders. Ik hoef niet anders te zijn. Ik wil gewoon fietsen, desnoods op een kinderdriewieler.
Ik begin te letten op dat ‘anders zijn’. Tussen de mooie verhalen die er zijn op websites van en voor ligfietsers vallen me de opmerkingen op over andere weggebruikers. Met die over het gedrag van automobilisten kan ik meestal wel meevoelen, maar de toon wanneer het gaat over wielrenners of vakantiefietsers is mij soms te schril. Soms gaat die de grens over tussen grap en dedain. Doe en zeg wat je wilt, allicht, maar die toon stoot me af. Het clubgevoel van ‘wij zijn beter’ is leuk zolang het een spel blijft waarbij je in de derde helft samen op de sport drinkt die je verbindt. Maar door het gat van deze grap waait soms de wind van de waarheid – om met een Japans gezegde te spreken. M’n verstand weet dat daar genoeg andere verhalen tegenover staan, met een andere toon en zonder dat wij-zij denken. Genoeg humor, genoeg relativering, genoeg inspiratie en fietsplezier. Maar ik zie het even niet, ik zie alleen het wij-zij. Ik wil geen wij-zij.
Net als bij oranjescooterman is er meer aan de hand. Tijdens een tocht maak ik een analyse. De afgelopen jaren ben ik naar mezelf gaan kijken. Fietsen heeft onverwacht een functie als therapie gehad. In het vrijheidsgevoel tijdens bagagetochten is er veel met me gebeurd. Er kwamen heftige dingen in me boven, er zijn tranen over m’n wangen gerold van geluk, maar ook vanuit het diepste verdriet. Om en door wat ik in m’n jonge jaren meemaakte, iets waarover ik al eerder schreef. Ongelukkige jaren waarin ik mezelf begon te zien als iemand die er niet bij hoorde. Wat anderen lukte lukte mij niet, het leek voor mij niet weggelegd. M’n strategie was om me overal buiten te plaatsen en me af te zetten tegen de wereld om me heen. In m’n volwassen leven werd ik boos als iets me triggerde, een boosheid die mensen afstootte. Coby, een dierbare vriendin, is therapeut op dat vlak. In gesprekken met haar heeft ze me dingen laten zien over de koppeling tussen gebeurtenissen van vroeger en triggers van nu. Onbegrepen boosheid wortelt niet zelden in verdriet. Het herkennen heeft me geholpen, ik heb het op fietstochten herbeleefd, het op deze pagina’s allemaal opgeschreven. Daardoor heb ik bladzijden om kunnen slaan. Niet meer boos zijn is bevrijdend, net als in de wereld staan, meedoen. Niet altijd, wel vaker. Ik heb afzetten-tegen, het denken in wij-zij, leren wantrouwen als iets dat me niet verder brengt en me uiteindelijk ongelukkig maakt. Dat is waar het vervelende gevoel over anders-zijn uiteindelijk vandaan komt. Via associaties die niet altijd geldig zijn, maar wel zo gewerkt hebben.
Een nieuwe rust
Dat inzicht valt samen met de tijd waarin veel mensen hun fiets weer in de schuur zetten. De fietspaden hervinden hun rust, net als ik. Het vervelende gevoel verlaat me, m’n ligfiets is weer die fiets die zo veel fijner en comfortabeler fietst. Een fiets, geen statement. Ik let niet meer op fietsers die me tegemoet komen, maar zonder negatieve houding. Het verkeer is er, maar dringt niet verder door dan nodig is. Om de associatie tussen fietsen en bepaalde vervelende momenten door te knippen verzin ik nieuwe routes in nieuwe richtingen. Garderen, Nijkerk, ’t Gooi, de Flevopolder. Ik heb het naar m’n zin.
27 juni 2020 om 17:07
Allemaal heel herkenbaar! En leuk dat het jou ook opvalt dat wielrenners altijd zo hard praten 🙂 Het mooie van het hebben van een ligfiets én een gewone fiets is dat je ook gewoon lekker af kunt wisselen! Soms is een ligger fijner, soms een velomobiel en soms een gewone fiets. Veel plezier op je ligger!
Groet,
Erik
28 juni 2020 om 12:16
Dankjewel Erik, dat plezier groeit nog steeds!
27 juni 2020 om 17:16
Een voor mij zeer begrijpelijk verhaal hoewel mijn start heel anders is geweest. Ik ben ooit begonnen met een racefiets door rugklachten en op advies van een specialist in het ziekenhuis eerst naar de ijsbaan en later de racefiets. Op een bepaald moment leek de overstap naar een ligfiets erg voor de hand te liggen en via internet was mijn eerste ligfiets een bijna nieuwe tweewielige met onderstuur. Na zo’n 2 jaar ( na het overlijden van mijn vrouw) ben ik me voorzichtig gaan oriënteren op een driewielige Velomobiel en het werd een Quest. De eerste reed ik na ruim 54.000 km tegen een auto aan en door wat geluk mankeerde ikzelf niets maar de fiets was er slecht aan toe. Door medewerking van de mannen bij Velomobiel reed ik binnen 2 weken weer met een nieuw Quest die ik afgelopen december heb ingeruild met een km stand die boven de 137.000 km was gekomen. De huidige fiets kocht ik weer in Dronten en daar heb ik ondertussen ook al ruim 7.000 km mee gereden en binnen een aantal maanden zal de totaalstand die ik met een Quest heb afgelegd de 200.000 km passeren en dan te bedenken dat ik na mijn 65e ben begonnen en in augustus hoop ik 80 te worden, blijf in beweging.
28 juni 2020 om 13:38
Een verhaal waar ik ‘u’ tegen zeg, bedankt voor de persoonlijke reactie. Mijn respect voor de bezieling en volharding die eruit spreekt. Het voedt mijn hoop dat ik nog lang kan blijven fietsen, want dat gaat bij mij tot aan de wortel. En wat de Quest betreft… die proefrit móest ik gewoon maken, maar kwam voor mij denk ik te vroeg. Teveel dingen tegelijk die nog onwennig voelden. Ik bracht het een beetje gekscherend, maar dat cockpitgevoel blijft hardnekkig in m’n hoofd hangen, dat dossier is zogezegd nog niet gesloten :-). Bedankt voor de inspiratie!
28 juni 2020 om 09:45
Top keuze! Gefeliciteerd! Goed je huiswerk gedaan.
De Gaucho met bovenstuur is misschien niet een beginnersfiets, maar na gewenning aan het bovenstuurfietsen een uitstekende all round toekomst investering. Daarmee kun je woon-werk EN een wereldtour aan. Alleen de Challange van Walter is meer hightech en verfijnder maar daar zit je duidelijk niet op te wachten. Zelf zou ik ook kiezen voor de Gaucho. Ook de Raptobike midracer zou een goede keus geweest kunnen zijn. Een voorwiel aangedreven fiets is bijzonder lastig voor een beginnend ligfietser, maar dat model heeft de handige eigenschap deelbaar en verstelbaar te zijn zonder gedoe met een hele lange (vieze) ketting. Zeker als je fiets met openbaar vervoer mee moet naar het verre buitenland.
Mijn advies; Blijf vooral oefenen. Dat zal niet het probleem zijn zo te lezen. Maar durf ook uit te proberen. Verstel eens de bracket of de stand van je zadel. Experimenteer met soorten en diktes van banden. Soorten en diktes van zitmatten. De stand van je stuur en handgrepen. Het kan allemaal bij vrijwel alle Nasca modellen. Voel je een krampje of pijnje? Kijk of een andere stand verbetering of verlichting geeft. Ligfiets moet uiteindelijk vrijwel irritatieloos gaan. Zeker vrij van pijn, tenzij je zelf echt wat mankeert. En als laatste maar misschien nu nog wat te vroeg: Overweeg klikpedalen en fietsschoenen met stevige zolen die de druk over je voetzolen verdeeld. Het blijft een compromis tussen makkelijk lopen en degelijke overbrenging van je trapkracht op de pedalen. Maar zeker een belangrijk punt van aandacht en verbetering van het ligfietsgenot. En mogelijk ter voorkoming van blessures aan de voetzolen. Want zo te lezen ben je niet voor het eten thuis fietser, dus slapen, brandende of juist koude gevoelloze voetzolen liggen op de loer. Een typische klacht van lange afstand ligfietsers
28 juni 2020 om 15:29
Bedankt voor je adviezen, het experimenteren met instellingen ga ik beslist doen. Wat klikpedalen betreft: in eerste instantie dacht ik ’tot nu toe had ik ze niet nodig, maar op een ligfiets zal ik er niet aan ontkomen’ (om geen spierkracht te verliezen aan het op de pedalen houden van je voeten). Ik heb bij aankoop de pedalen van m’n gewone bagagefiets overgezet op de Gaucho, omdat én wennen aan de balans én voor het eerst met klikpedalen rijden me wat teveel van het goede leek. ‘Klikpedalen is stap twee, wanneer ik m’n balans op orde heb’, was het idee. Dat idee is niet meer actueel. M’n MKS Always (te zien op https://www.youtube.com/watch?v=DyZiGhHn1jE) hebben een dermate groot oppervlak in combinatie met zoveel grip (pinnetjes) dat m’n voeten op de pedalen blijven hangen als ik m’n beenspieren volledig ontspan. De grootte en grip van deze pedalen waren de reden dat ik ze op m’n Vittorio had: m’n schoenen gaan niet schuiven en de druk wordt over een groot oppervlak verdeeld, waardoor ik zelfs op Teva-sandalen kan fietsen en geen last van m’n voeten heb.
Over klikpedalen in het algemeen: als hulptrainer (veldrijden) bij een wielervereniging ken ik de argumenten voor klikpedalen. Maar wanneer bij m’n huidige pedalen fixatie en drukverdeling als argumenten wegvallen, blijft efficiency over. Volgens GCN (zie https://www.youtube.com/watch?v=CNedIJBZpgM) is het efficiënter zijn van klikpedalen nog maar de vraag, ik vond het wel geinig dat ze een soort wielren-natuurwet ter discussie stellen. Voor mij persoonlijk geldt: als reiziger op de fiets wogen, bij gebrek aan duidelijke voordelen, de nadelen tot nu toe zwaarder (zie mijn pagina over winterfietsen). Maar ik ga het op de ligfiets (toch) een keer proberen!
28 juni 2020 om 11:27
Wat een leuk verhaal en positief kritisch. Het is heel goed dat het zo mooi beschreven wordt.
Een dingetje. Met een zitfiets wordt meestal in ligfietskringen een fiets zoals de Giant Revive bedoeld. De leuning is dan meer bedoeld als comfort en er staat veel minder druk op. De druk is het meeste op het zadel en achterop je bekken en de houding van je lichaam is rechtop. Als we het hebben over een “gewone” fiets, dan hebben ligfietsers het meestal over een bukfiets. Ook een damesfiets wordt daarmee bedoeld. De houding is meer voorover gebogen en de druk is meer aan de voorkant van je bekken. Een racefiets is daar natuurlijk het duidelijkste qua houding. Bukfiets wordt als een negatieve opmerking gezien, maar het is over het algemeen een duiding van de houding.
28 juni 2020 om 13:51
Dankjewel, met veel plezier gedaan. Wat dat ‘zitfiets’ betreft: die zag ik aankomen, maar ‘bukfiets’ ging me (nog) iets te ver. Het heeft, onbedoeld, toch een denigrerende bijklank. Na veel kilometers op een eh… bukfiets gaat me die term nog niet goed af. Ik houd zoals gezegd erg van zelfdenkers (en vind inmiddels de houding op een ligfiets zo voor de hand liggend dat ik me verwonder over hoe weinig ligfietsen ik zie), maar wil me hoeden voor al teveel wij-zij denken (dat zeg ik nu :-)).
Update: inmiddels overal ‘zitfiets’ weggehaald.
28 juni 2020 om 21:04
Wat leuk om te lezen en mee te maken welke keuzes je maakt. Er zijn geen verkeerde keuzes, behalve als ze niet passen. Mijn ligfietservaring begon bij Raptobike waar ik bijna meteen op een low racer kon wegrijden. Na het afhalen heb ik er echt op leren rijden met veel vallen en opstaan en ook lopend, zoals op de allereerste helling die ik niet haalde :-). Het is allemaal te leren en voelt daarna sensationeel. Inmiddels rij ik een Challenge met 24 inch banden waar ik me helemaal op los en thuis voel. ik ben benieuwd hoe snel het M5 motto ontdekt dat eigenlijk voor alle ligfietsen geldt: meer meters met minder moeite. Pas na een tijdje begrijp je wat minder weerstand is dan bij rechtop zitten en wat dat betekent voor je energie en gemiddelde snelheid. Ligfietsen is een ontspannende inspanning. In deze corona tijd heb ik hem weer helemaal ontdekt en zijn tochtjes van 50 of 70 km heel normaal. Maar veel meer kan ook, rustig aan en blijven trappen en sturen. Heel veel plezier in het verder ontdekken. Er zijn altijd ligfietsers met tips, of die je verder willen helpen met materialen of uitproberen ervan.
28 juni 2020 om 21:24
Dankjewel, het is wonderlijk wat me overkomt. Ik schrijf al een tijdlang hele verhalen over tochten en andere dingen op deze pagina’s en krijg zelden reacties. Ik schrijf één pagina over ligfietsen en krijg er in drie dagen tijd zes, allemaal in de trant van ‘welkom bij de club’. Dat waardeer ik ontzettend en bevestigt het beeld dat ik heb van ligfietsers en het ligfietsen. Dankjewel iedereen!
28 juni 2020 om 22:19
Een maal klikpedalen, altijd klikpedalen. Lees maar na op “ligfietsers.nl”. Zet ze op de meest losse stand en je komt altijd los, ook als je in paniek je voeten aan de grond wilt brengen. Het scheelt je zoveel kracht die je nu gebruikt om je voeten hoog te houden. Ik heb gereden op een Nazca Pioneer maar ben nu volledig over naar mijn Velomobiel Strada. Hoop nog veel van je en over je tochten te lezen! Groet, Gert
30 juni 2020 om 21:54
Dankjewel, ik ga m’n best doen!
1 juli 2020 om 15:35
Hallo Piet. Fijn dat je nu ook ‘over’ bent gestapt. Mooie site en mooie verhalen. Als je in de buurt van Twente bent kun je me tegenkomen. Hartelijke groet en geniet ervan!
1 juli 2020 om 16:29
Dank je, doe ik en wie weet!
2 juli 2020 om 09:32
Mooi verslag en fijn om te lezen. Grappig om te lezen dat je een veel geschreven gevoel overneemt. Dat je op een ligfiets “andere spieren” gebruikt. Mogelijk gebruik je dezelfde spieren anders. Fietsen is niets meer dan beenstrekkingen vanuit de heupen. Hooguit een veranderde zithoek zal gewenning geven op de bilspieren. Ik heb nooit verschil gemerkt tussen de verschillende fietsen. Rechtop of meer liggend in mijn VM, M5 of Nazca. Het blijft gewoon fietsen, maar comfortabel liggend heel fijn.
Piet Vis.
2 juli 2020 om 10:00
Bedankt. Ik ben het eens met je analyse, het blijven (allicht) dezelfde spieren, maar met een andere balans wat belasting betreft. Dat laatste is een eigen constatering, van (na langere ritten) spiervermoeidheid op andere plaatsen (niet alleen m’n bilspieren) dan ik gewend was op m’n Vittorio. Als andere beginnende ligfietsers dat ook merken, zou dat natuurlijk best een fysiologische basis kunnen hebben :-). Ik heb het er graag voor over en de gewenning vordert merkbaar, de fietshouding is onovertroffen.
2 juli 2020 om 18:35
Beste Piet,
Mooi verslag en een mooie ligfiets!
Ik ben zelf een aantal jaar geleden begonnen op een flevobike basic via marktplaats als probeerfiets, kijken of het wat is, dat ligfietsen.
Nu een aantal jaren later zijn er een paar bijgekomen, Een HP Velotechnik grasshopper, een flevobike bike (knik-kantelstuur) en een ligfiets tandem , de Quetzal van Nazca. Ook de Quetzal is een aanrader, mocht je met z’n tween willen fietsen, maar wel voor gevorderden!
Zo zie je maar waar een marktplaats probeerfietsje toe kan leiden.
Binnenkort de ronde van Nederland afmaken. Ben halverwege, ook een erg leuke tocht!
Leuke informatieve website heb je!
Groet,
René
3 juli 2020 om 09:23
Dankjewel! Een ronde van Nederland is, als deel van een veranderde zomerplanning dit jaar, in me opgekomen. Klinkt heel goed, zet je die zelf uit of bestaan daar tracks van? Vakantie in eigen land tweede keus? Mmm, hoeft niet als je fietst! Kan ik je belevenissen ergens lezen?
2 juli 2020 om 20:06
Joepie, een ligfietser erbij in Amersfoort 😉 Wij gebruiken de ligfiets weliswaar met name voor vakantie, maar dat is dan ook echt genieten. En inderdaad, anders dan anders. Vier ligfietsen in colonne door Frankrijk, waarvan 2 kinderen en 1 met aanhanger – dat zien ze niet iedere dag. Maar zelfs als je die aandacht niet nodig vindt – het comfort en de snelheid die je ervoor terugkrijgt zijn het echt wel waard. Door de relaxte houding genieten we veel meer van de omgeving.
Zelf fiets ik al heel lang met SPD, juist omdat mijn voeten anders van de pedalen vielen. Al moet ik zeggen dan het hier 50-50 is, voor en tegen klikken.
3 juli 2020 om 09:12
Ha leuk, wie weet tot ziens! Ik zag laatst bij Stoutenburg, op de terugweg van een rondje Otterloo, wel een gele (volgens mij) Nazca snoeihard voorbij komen, en op het fietspad langs het spoor (bij de Hooglandseweg) zie ik regelmatig een Strada. Herkenning? Aandacht is leuk, maar ik ben er al wel achter dat kamperen met ligfiets betekent dat je eerst drie ligfiets-clinics moet geven voordat je aan eten toekomt :-).
18 juli 2020 om 19:14
Hela, goeienavond, Ik begrijp dat u ‘schrik’ had van rode lichten en . . . waarbij ge moet stoppen en terug vertrekken. Maar er bestaat veel keuze in naafversnellingen ! Reeds geprobeerd ? Misschien toch eens doen ! Ik ligfiets 25 jaar en gebruikte een zestal verschillende ligfietsen, maar ALLEMAAL met naafversnelling. Ik reed bij de begintest met een derailleur zonder naafversnelling en dat wilde ik NIET ! De Rohloff is mijn gedacht de beste, maar met onderhoud. De anderen zijn vrij van onderhoud, rijden maar. Groeten Valère
19 juli 2020 om 21:05
Bedankt voor uw reactie en advies. Het stoppen en weer wegrijden had vooral te maken met balans, die heb ik inmiddels gevonden. Over naafversnellingen is veel te doen, maar ik heb er – zowel bij m’n Vittorio als bij m’n Nazca – bewust niet voor gekozen.
26 juli 2020 om 11:08
Mooi, herkenbaar verhaal. Ik ben met een ligfiets begonnen omdat ik, heel naïef, even een rondje in Ierland dacht te kunnen gaan maken. 35 jaar geleden was kaartmateriaal nog niet goed beschikbaar (voor mij?).Voor ik in Lands End was had ik op mijn Scapin ATB al twaalfhonderd kilometer gereden. Noordwaarts naar Wales, overvaren, mijn rondje doen en toen nog terug fietsen naar Drunen in Brabant…. Op de weg richting Londen kwam ik een Engelsman op een ligfiets tegen die me met een, leek me, superieure glimlach groette. Het zette me aan het denken voor de toch wel lange afstanden die ik al jaren deed. Al snel kwam ik bij Bram Moens terecht (“alles aan de ligfiets is superieur”). Fietsen werd veel leukerder. Nog grotere afstanden…
Ik ontmoette mijn huidige partner die ook onmiddellijk om was. Voor haar een ligfiets gebouwd, op donderdag klaar, op zaterdag naar Spanje en terug.
Op het vlakke was het samen heel leuk, bergop was ik sterker en vlugger, bergaf was het verschil nog groter. Dus een ligfietstandem gebouwd. Mijn partner natuurlijk voorop, zij is voorzichtiger. Heerlijk.
Nu rijden we weer op gewone ligfietsen. Tweedehands kun je ze voor een prikkie kopen. De zelfgebouwde stalen fietsen gaven het na verloop van jaren op, hadden teveel vernieuwingen nodig en zelfbouw vergt heel veel inspanningen, zeker in de tijd dat online kopen nog niet gangbaar was.
Vroeger reden we met een onderstuur. Veel comfortabeler. Nu een boven stuur vanwege het spiegeltje en de Garmin navigatie.
Laatste dingetje; SPD- pedalen zijn heel fijn als je moe wordt of wanneer je door een kuil rijdt die je niet gezien hebt. Shimano sandalen is het enige schoeisel wat we meenemen. Kun je mee onder de douche en gaan behoorlijk lang mee. Verschillende modellen hebben wel verschillende zolen en ik kan er niet dag in dag uit 200 km mee rijden. Dan moet ik regelmatig uit de klikkers.
https://ligfietsvakantie.blogspot.com/
13 augustus 2020 om 15:34
Wat een prachtverhaal! Zeker om vanuit m’n ligbed aan het water in het zonnetje te lezen 🙂
Over dat klimmen op een ligger: het gaat mij eigenlijk beter af dan op de bukfiets. Zelfs in de velomobiel klim ik comfortabel en vlot, het contrast met de snelheid op vlak is alleen zo enorm dat het voelt alsof het niet gaat. De vermogensmeter is mijn vriend in heuvelachtig gebied; ik kies een bepaald wattage (op een relatief korte, felle trainingsklim deze week 300w), en schakel zodanig dat m’n cadans ook zo min mogelijk verandert (deze week 110-115, maar op langere bulten liever rond de 95, met bijbehorend lager vermogen). De snelheid fluctueert dan behoorlijk, maar boven komen lukt overal.
Kijk vooral ook uit met de afdaling: een snelle racefiets is (zonder speciale houding) “aerodynamisch begrensd” op 80-85 km/h, een ligger gaat gewoon dóór tot over de 100. Dan worden bochten wel heel spannend 🙂
Succes!
13 augustus 2020 om 22:11
Het mooie van fietsen is dat je meerdere liefdes kunt hebben. En eenmaal verliefd op een Vittorio, is altijd verliefd op de Vittorio. Spreek uit ervaring (heb er een sinds 1992). Rijd niet meer vaak op de Vittorio. Zelfs niet meer zo vaak op mijn Challenge Hurricane (mijn nieuwe liefde is de mountainbike en tot ik die tegen een boom parkeerde de gravelbike). En toch houd ik nog steeds van al mijn fietsen. Ieder met zijn eigen karakter en eigen doel. En één gemeenschappelijk kenmerk: lekker bewegen in de buitenlucht op eigen kracht!