Ik doe de achterdeur open en sta in het donker van de achtertuin. Het is half zeven in de ochtend en sterrenhelder, met Orion aan de zuidwestelijke hemel. De drie sterren van z’n riem staan volgens een theorie op exact dezelfde plaatsen ten opzichte van elkaar als de drie piramides van Gizeh/Gizah. Gespiegeld, dus daar ga je al met je ‘exact’, volgens critici.
Ik herinner me een andere blik op Orion, ook in de derde week van oktober, toen ik in m’n jeugd meedeed aan een scoutingkamp. Het trapperskamp begon met een driedaagse hike (rugzaktocht) in de Luxemburgse Ardennen. Alles zo primitief mogelijk. Horloges, aanstekers, zaklampen en geld moesten we inleveren (telefoons waren er nog niet). Geen tent. Slapen onder een stuk plastic, koken op houtvuur, je weg vinden met een kaars. Lopen over rotsige bospaden, een rivier oversteken over een touw, navigeren met kompas en een routebeschrijving die uit puzzels bestond. ’s Avonds na een dag lopen moe aankomen en dan in het donker het bos in om hout te zoeken om een kookvuur te maken, anders geen eten.
Na terugkeer in Nederland volgden nog twee dagen met hindernisbanen en sportonderdelen. Een vast onderdeel was de avondopdracht. We (zo’n 80 deelnemers) werden in groepen verdeeld. Na het startsein moesten we in de bossen rond het kamp bepaalde materialen zoeken, die terugbrengen, er een vlot van bouwen en een gracht overvaren. Aan de overkant stopte de tijd, de snelste groep won. Winnen betekende extra punten, voor alles wat we tijdens het vijfdaagse kamp deden waren punten te verdienen, als het totaal hoog genoeg was verdiende je het insigne trapper. Dat wilde ik.
Een van de materialen was een ton, een lege oliedrum die als drijver moest dienen. Die lag aan de overkant van het Afwateringskanaal ‘s-Hertogenbosch-Drongelen. Je kon een eind omlopen via de eerstvolgende brug, je kon ook iets anders doen. Ik wist van die drum en wat er ging komen, ik ging ‘m met een paar anderen halen. Aangekomen bij het nevelige kanaal trok ik al m’n kleren uit en sprong het water in, in het donker van een herfstavond in oktober. Ik zwom als een gek om niet onderkoeld te raken, kroop de andere oever op, flikkerde de ton in het water en zwom, ‘m voor me uit duwend, terug. Een deelneemster die ook mee was moest de knopen van m’n jas dichtdoen, mij lukte dat niet meer, zo koud waren m’n vingers. Terugrennend werd ik weer warm, we bouwden met de touwen, palen en een tweede ton die anderen hadden gevonden het vlot en haalden de overkant. Als eerste. Ik behaalde het insigne trapper, als een van de twaalf dat jaar.
Vlak voordat ik het kanaal in sprong zag ik Orion aan de donkere hemel staan. Staande in de achtertuin komen de herinneringen terug. Dat is wat er in het najaar met me gebeurt. Er is geen seizoen dat zo is verbonden met buitenverhalen als dit. De vroege ochtenden als ik fietsend de zon zag opkomen, de nevel boven de weilanden na een koude nacht. Het milde licht over de oranje bladeren, de lege paden. In de zomer is de zon al lang op, hoe vroeg ik ook start. Dan kan ’t een keer regenen of warm worden, maar meer gebeurt er niet. De natuur verandert niet maar consolideert, als een fietser die een col heeft bereikt en daar uitrust. De zomer is het saaiste fietsseizoen.
Ik zet de fietsen buiten. Voor Sietse die over een paar uur naar school gaat, voor Dirk die naar Delft treint, hij studeert er bouwkunde. Voor Elsbeth die dadelijk naar haar school in Den Dolder fietst. Voor mezelf, ik wil straks het begin van de dag meemaken.
M’n slaapritme is veranderd. Ik ga eerder naar bed en sta eerder op. Op tochten ben ik de eerste uren gaan waarderen als de beste van de dag. Buiten heerst rust, in m’n hoofd heerst rust. Het schoolbord dat gisteren nog vol tekst stond is ’s nachts gewist en vind ik ’s morgens leeg. Wat ik er op schrijf is nieuw en geen herhaling van wat ik een dag lang gedacht heb. Gerard Reve schreef De avonden, op tochten schreef ik De ochtenden.
Ik wens Elsbeth een mooie dag, geef haar een kus en een zwaai. Check de track op m’n Mac en pak m’n spullen, geen tijd te verliezen, aan de horizon is het eerste licht verschenen. Muts op, handschoenen aan, het mag weer. Het is vier graden, maar het voelt niet koud. Op het fietspad langs de wijk ben ik niet de enige, het is kwart over zeven, de forenzenstroom is op gang gekomen. In het centrum is het stil, daarbuiten rijd ik tussen de velden door. Aan de horizon is de dageraad begonnen en verandert het lichte blauw in oranje. Ik waan me op de eerste dag van een lange tocht, met dagen of weken fietsen voor me. Met onbekende wegen door bekende streken, totdat ook die onbekend worden. Vrijheid, de koude lucht om m’n wangen. De stilte om me heen, waarin de nesten waarin de mens zich heeft gewerkt niet bestaan. De enige ruis is die van m’n banden. De zon komt op, de wereld wordt goud.
Vorige week donderdag was een grote dag, ik heb m’n nieuwe fiets besteld. Na meer dan een jaar onderzoek ben ik er uit, bij het doornemen van de onderdelenlijst zie ik Jelle (van Just Pedal) instemmend knikken. Logische keuzes, goede keuzes voor wat ik wil. Een Salsa Fargo frame (staal, met carbon voorvork) dat ik door hem laat opbouwen. Drop bar, 50-622 banden, mechanische schijfremmen, Rohloff naaf, Gates Carbon belt, SON naafdynamo en verlichting, Tubus Vega achterdrager. Een fiets die me in staat stelt om te doen wat ik steeds leuker vind: onverhard rijden, op tochten met een mix van asfalt, gravel en boswegen. Een combi van bikepacken en toeren, zoiets als ik op weg naar Stavanger en op m’n Bachroute deed. Fietsen waar ik wil, op een fiets waarmee dat kan.
De afgelopen weken heb ik veel geschreven. Ik heb eindelijk de pagina over frame-materialen gepubliceerd, daar zitten zoveel uren in als in een halve afstudeerscriptie. Dag vijf en dag zes van de tocht naar Stavanger staan er ook op, ik heb de Oostzee bereikt.
Over anderhalve week gaan Elsbeth en ik met de trein naar Luxemburg-stad en fietsen van daar via het Moezeldal naar Koblenz. Daar pikken we de Reitsma-route naar Rome op, die we van zuid naar noord volgen, om in Amersfoort uit te komen, de Reitsma-route loopt op 500 meter van ons huis. We gaan kamperen en kijken naar de oranje-bruine bladeren in de bossen en op de hellingen. We zullen beslist een paar keer natregenen, maar de fietspaden zullen niet druk zijn, de zon nog hoog genoeg, de route nieuw, avontuur op elke dag. “De stoelen staan omgekeerd op tafel, het seizoen is voorbij” zingt Herman van Veen. Voor mij is dat seizoen zojuist begonnen.
Tot nader!