
Zonsopkomst op natuurkampeerterrein De Maasakker, op dag 9 van de tocht via de Maasroute.
“De doler” zegt de vader van Cáit in het Gaelic, als hij moet uitleggen om welke van zijn dochters het gaat. Ze zal de zomer doorbrengen bij familie, thuis heeft niemand aandacht voor haar, thuis gaat het niet goed. Afgelopen week zag ik The Quiet Girl, de film waar dit over gaat. Hij opent met Cáit, liggend in het gras, in haar eigen wereld, terwijl haar moeder haar roept. Een doler. Als je een van de komende avonden vrij kunt maken: ga die film kijken. Wees niet bang voor beelden die je niet wilt zien. Dit is een ander verhaal, in deze tijd waarin het in films en het geschreven woord vooral lijkt te gaan over wat er mis is aan menselijke verhoudingen.
De zomer is overal. In de stad, die uitpuilt van slenterende winkelbezoekers met zonnebril op hun haar (ik heb me laten vertellen dat het een mode-accessoire is en het niet om de UV- of zonlichtwerende functie gaat. Er zijn dingen die ik niet kan vermoeden) en met rijen wachtenden voor de ijswinkels. Thuis, waar ik ’s morgens de tuindeur wijd openzet en de koele morgenlucht het huis in laat. De lucht die ik ruik als ik op een zomertocht uit m’n tent kruip, na het allegro molto vivace van het vogelconcert bij de dageraad. De merel die ’s avonds op de nok van een dak de hele wijk laat weten dat hij hier de baas is. Wat mij betreft is hij dat ook.
Ik houd van deze weken. Onze beide mannen die leren voor hun eind-toetsweek, de laatste lessen zijn geweest, nog drie weken en dan hebben ze vrij. Weken van voorpret voor de vakantie, waarin we met z’n vieren weer ‘ns ver weg gaan. Weken van licht dat maar voortduurt, tot aan het begin van de nacht. Avonden waarop ik een glas wijn drink en films kijk die me iets doen. The Quiet Girl en Brassed Off, een film die ik wilde zien toen ik op YouTube de blazersuitvoering van het Concerto d’Orange Juice tegenkwam. Met een fenomenale Peter Postlethwaite (die je kent van In the name of the father). En Tolkien, over de eerste helft van het leven van de schrijver van The Lord of the Rings. “Much that once was, is lost. For none now live who remember it” zegt Galadriel aan het begin van de eerste film. Wat een groot verhaal en wat een bijzondere man. Dit zijn weken waarin de zomer belangrijker is dan het normale dagritme, we geven de mannen geen eindtijd als ze ’s avonds uit, naar vrienden of een feest gaan. Deze dagen en jaren komen nooit meer terug.
Er is ook een afscheid. Van onze Volkswagen camper, een echte T4 Westfalia, die we inmiddels elf jaar hebben. Een bus uit 2003 die verbonden is met onze zomervakanties. De bus met het kastje-met-klep dat het valluik is gaan heten, met het trapportaal en met de bus-bios als het buiten fris werd, de schuifdeur dicht ging en we met z’n vieren film keken op m’n laptop op het klaptafeltje. De feestverlichting die we aan de luifel hingen, een reeks gekleurde lampjes aan een klein zonnepaneel. Sietse die, slapend boven ons onder het hefdak, ’s morgens bij het wakker worden riep “waar zijn jullie?” en even later z’n kleine hoofd ondersteboven door de opening stak. Goud. We nemen afscheid van die tijd, de bus is verkocht, ik breng hem maandagmorgen weg. Vanaf dan gaan we autoloos verder.
Het doet een beetje pijn, maar vroeg of laat was het moment toch gekomen. De mannen worden ouder en zullen hun eigen weg gaan, op eigen vakanties. Het is tijd voor nieuwe dingen, blijven vasthouden aan de oude leidt tot een doos herinneringen waar alleen maar meer stof op komt. Als de madeliefjes uitgebloeid raken, wordt het tijd om het gras te maaien om ze opnieuw op te laten komen. Ongemak, zo nu en dan, is geen vijand maar een vriend die je nieuwe wegen wijst. Net als bij het fietsen.
De beslissing is van ons beiden (de mannen boeit het niet zo), maar zit het sterkst in mij. Autorijden is me tegen gaan staan, ik geloof niet meer in de auto. In de afgelopen jaren ben ik de wereld vanaf de fiets gaan zien, het is in me gekropen als iets waar ik gelukkig van word. Al ben ik ervan overtuigd dat we fietsend veel beter voor onze planeet zorgen dan autorijdend, het is geen statement maar iets dat bij me hoort, iets positiefs. Aan de auto ontdek ik niets positiefs. Auto’s verstoppen en verlelijken stadscentra en beheersen de inrichting van de openbare ruimte. Met het auto-denken hebben we onze steden weggegeven, de speelruimte in onze wijken en de leefbaarheid van onze plekken. We hebben een vervoermiddel veel te belangrijk gemaakt. Op de weg is er de negatieve energie van mensen die door rood rijden, te hard rijden en elkaar de ruimte niet gunnen. De auto is er niet alleen functioneel, maar ook iets waarmee bestuurders hun plaats in de wereld bevechten. Ik hoef daar nooit meer tussen te zitten.
Tussen huisman-schap en tunnelplannen door kijk ik YouTube-video’s van fietstochten en andere tochten. Tochten van ver en lang weg. De website van Surly (‘Bikes. Parts. Chaos.’ Zo’n fiets wil ik) ken ik uit m’n hoofd. Ik kijk video’s over frames en fietstechniek en lees ervaringen van bikepackers. Kijk naar belevenissen van bagagefietsers op klassieke routes en zie mezelf al fietsen. Wordt het zoiets of een eigen route? De zoete onrust vult m’n hoofd. Ik ben graag thuis, bij Elsbeth en de mannen, in ons fijne huis in Amersfoort. Maar als ik onderweg ben hoef ik niet naar huis. Het mooie van weggaan is niet het thuiskomen, het is het onderweg zijn. Ik ben een doler.
De laatste twee dagen van de tocht langs de Maasroute staan erop, dag 9 en dag 10. Veel plezier met lezen, veel plezier met fietsen. Tot snel weer.