Foto hierboven: voorbij Soestduinen, waar de weg een fietspad wordt.
Vrijdag 1 december
Vandaag begint de meteorologische winter. Alsof het weer-regiecentrum daar lucht van heeft gekregen is het aangenaam koud als we de achterdeur op slot draaien. Droog koud. Het zal net boven nul zijn, het water van de plassen bij het station is niet bevroren – veel zal het niet schelen. Zo’n dun laagje ijs maakt het wel echter. Kou is iets bijzonders, het doet wat met het gedrag van mensen. Bij het wegfietsen uit de wijk startte een man z’n auto en ging daarna de ruiten krabben. Ondertussen vulde de straat zich met witte damp en de stank van uitlaatgassen van de slecht verbrande benzine. Hij begreep niet hoe lomp het is om z’n eigen gemak boven de gezondheid van anderen te stellen. Of het kan hem niets schelen, alsof je sigarettenrook in iemands gezicht blaast en daarbij je schouders ophaalt. De Zweden begrijpen dat wel en hebben het gereguleerd, het bord tomgångskörning förbjuden bij het binnengaan van bebouwing verbiedt het stationair laten lopen van je motor, ook in de winter. Daar hebben ze andere winters, daar hebben ze recht van spreken. Ten points to Sweden.
Ik heb m’n koudweer-pluspakket aan. Met ondersokken, lobster mitts (wanten met de wijsvinger apart, zodat je goed kunt blijven schakelen en remmen) en een col. Veel effectiever dan een sjaal, die voor een groot deel aan de buitenkant zit, waar de koude lucht de isolatie eruit blaast. Een sjaal beperkt de beweging van je nek en hoofd, terwijl goed om je heen kunnen kijken in het verkeer zo belangrijk is. Exit sjaal.
Waar de doorfietsroute het spoor kruist gaan rode lichten knipperen en komt een trein in een geel-met-witte streep voorbij. In het lange donker is het winterbos weer anders geworden. De lucht heeft alle tinten grijs, de bomen zijn zo goed als kaal. In kou lijken geluiden doffer en zijn de geuren verdwenen. Ik laat de sfeer van de winterochtend op me inwerken, zo vaak is die er niet. Ik blijf van dit bos houden.

Winterdonker en treinlicht.
Vrijdag 8 december
De kou is eraf, bij het wegfietsen al, het zal zo’n 6 graden zijn. Als je dat begin november hebt voelt het heel koud, nu zet ik het af tegen de nul graden van een paar dagen terug. Goed te doen. Het regent zacht in de donkere ochtend. Boven me, onzichtbaar, is het wolkendek gesloten. M’n balans is verdwenen, m’n fundament zakt weg in de natte grond. Er zit verdriet in me. Om Max, een van de honden van onze familie in Grâne, Frankrijk. Hij heeft botkanker en gaat z’n laatste week in, Nico en de véterinaire zullen hem uitgeleide doen naar het hondenparadijs. Ik denk aan dag 9 van m’n tocht naar de Middellandse Zee, aan het rendez-vous dat ik met Coby en Nico had, op de brug in Crest. Toen ze in de verte de brug op kwamen lopen, waar ik in de zon zat met de fiets tegen de reling, sprong Max op toen hij me herkende, rende naar me toe, snuit in m’n gezicht, een poot op m’n been. “Eeuwige vriendschap” zei ik altijd als we bij hen waren en Max naast me lag, ik met m’n hand door z’n vacht, hij liggend tegen m’n stoel. Hij zal er niet meer zijn als we met Oud & Nieuw naar Frankrijk gaan.
Ik ben verdrietig om de twee meiden die een week geleden stierven op knooppunt Hoevelaken. Ik zag de alarmering voorbijkomen, voormalige collega’s van een brandweerpost in Amersfoort gingen er naartoe. Ik zie de foto’s van de auto’s, van de hulpverleners, van de plek niet zo ver van waar we wonen. Kinderen waarvan het leven zo eindigt draag ik een tijdje met me mee, omdat het onrecht zo groot is, omdat het gewoonweg niet mag.
In Den Dolder geef ik Elsbeth een kus, wens haar een fijne dag en loop het schoolgebouw uit. Kijk uit naar wat er daarna komt, de kilometers terug door het bos. Boven me is het grijs, het soort grijs waardoor het lijkt alsof het de hele dag avond is. De bomen beginnen voorbij het terrein van zorginstelling Altrecht, ik stap af en maak een foto. Zet muziek op en fiets verder. Het bos, hoe kaal ook, legt een hand op m’n schouder, zonder iets te zeggen. Het is er alleen maar, dat is genoeg. Het verdriet breekt door, in diepe snikken die ik niet meer tegenhoud.
December. De dagen dat het zwart extra zwart is en het licht maar af en toe komt kijken. Dagen waarin verdrietig nieuws me harder doet wankelen. Dagen van heimwee naar de Kerst uit m’n jeugd, van verlangen naar warmte, naar engelenhaar, kaarsjes en wierook. Een verlangen dat eigenlijk gaat over m’n ouders, over m’n jeugd, over dat wat er niet meer is. Om daar voorbij te komen mag ik het gevoel niet ontvluchten, rennend naar het licht. Dan blijft het. Het is beter om het ten volle mee te maken. Dan pas kan ik het achter me laten en de winterse grijsheid weer zien als het licht dat, zwakjes maar toch, het donker verdrijft.
Dat is wat ik nu doe, fietsend, m’n gevoel de ruimte geven. In het winterbos dat me troost.

Het bos bij het terugfietsen. Alle bladeren zijn gevallen, de kaalheid zal pas in april weer verdwijnen.
Vrijdag 15 december
Deze morgen heb ik om half elf een werkafspraak in Eindhoven. Ik ga er met de trein heen, neem m’n fiets mee, fiets na de afspraak terug naar huis. Dat worden een paar donkere laatste uren, maar dat geeft niet. M’n fiets mag pas na negen uur in de trein, als ik de eerste intercity naar Utrecht neem (waar ik moet overstappen) zit die trein India-vol. Dus fiets ik naar Utrecht Centraal en neem daar de eerste trein naar Eindhoven. Zo komt het dat ik deze vrijdag drie kwartier later de route naar Den Dolder fiets. En er voorbij, zonder Elsbeth.
Het is droog en tien graden, bijna warm. M’n hoofd zit vol fantasieën over hoe het vanmiddag zal zijn, het fietsen. Ik heb een thermosfles koffie bij me, broodjes, koeken. Een tocht in mini-vorm, vrij en buiten. Ik kan niet ontsnappen aan de schemer die de hele dag zal duren. Het gedimde licht alsof de avond valt. Dat het verstand weet dat het overdag is en hetzelfde bos en dezelfde wereld als in juni maakt niet uit. De wereld is die van nu, die andere is slechts een herinnering. Het grijze kruipt via openingen in m’n mouwen en kraag naar binnen, legt een gazen dekentje over m’n gedachten, als dunne rook die m’n blik vertroebelt. De winter dreigt bezit van me te nemen.
In Den Dolder, vlakbij de school van Elsbeth, lopen kinderen met rendiergeweitjes in hun haar, in hun handen spullen die ze naar school brengen. Ze lachen, er gaat iets leuks gebeuren. Kinderen brengen me terug naar het hier en nu. Ze doen niet aan de toneelstukjes of lagen waarmee we onszelf en wat we doen als volwassene verkopen. Als ze verdriet hebben is dat echt verdriet, als ze lachen is dat een echte lach. Die slaat over op mij, verdrijft de grijsheid uit m’n hoofd en laat me hardop lachen. Ik schud m’n hoofd, waarin het weer licht geworden is.

Halverwege Amersfoort-Soestduinen.
Vrijdag 22 december
We stappen naar buiten en verbazen ons. Met een graad of tien is het bijna warm – en droog, een wonder na alle water van de afgelopen dagen. Meteorologen bevestigen het: dit jaar wordt het natste jaar ooit gemeten. Gelukkig is het vermoeden dat ik al had gebaseerd op feiten en niet op een verminderd najaarsenthousiasme of het ontwaken van de hypochonder in mij. Die slaapt gewoon verder.
Vandaag is een keerpunt. Vanmorgen heel vroeg, om precies te zijn om 04:28 uur MET, bereikte de zon haar zuidelijkste punt, boven de Steenbokskeerkring: de midwinter-zonnewende. Afgelopen nacht was de langste nacht van 2023, vanaf vandaag worden de nachten korter en de dagen langer. Dat moment vieren mensen al heel lang, al vanaf dat daglengtes en zonnestanden onze enige klokken waren. Bij de bekering tot het christendom in de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling maakten zendelingen daar handig gebruik van door de feestdag van de geboorte van Jezus net na die wende op de kalender te zetten en een heidens gebruik voortaan als christelijk feest door het leven te laten gaan. Niet op de kortste dag zelf, dan zou de bekeer-truc al te duidelijk zijn geweest. Jezus is zeker niet op 25 december geboren, niet in het jaar nul (waarschijnlijk in 6 vóór Christus) en ook niet tijdens een volkstelling. Het verhaal van het historische fundament van het christelijk geloof is ongelooflijk interessant – bereid je voor op een aantal verrassingen.
Op de terugweg, alleen, ontdek ik hoe onbevangen m’n hoofd is, hoe hier-en-nu m’n gedachten. Ik heb de laatste weken van dit jaar op tijd zien aankomen, m’n opdrachten zijn afgerond, de dingen die ik nog wilde doen heb ik gedaan. M’n hoofd is vrij van gedachten aan wat nog moet. Het licht dat boven de kale bomen verschijnt hoort daar wonderlijk goed bij. Het is een nieuw licht, dat het woord ‘grijs’, zo vaak gebruikt in de afgelopen weken, niet meer oproept. In de stilte van m’n hoofd hoor ik boven me de kruinen ruisen en naast me de merels fluiten. Ik denk aan wat ik van plan ben in het komende jaar. Schrijfplannen, fietsplannen, fietsverhalen. Het is maanden geleden dat ik me zo licht voelde.

Licht.