Laat voor het eten

Niet alle dolers zijn de weg kwijt

Naar Rome | Dag 1

Foto hierboven: fietspad langs de Zandstraat in de bossen bij Steensel.

Ik knijp in m’n remmen, sta stil en zet m’n fiets in de berm. Ik ga Elsbeth bellen. Den Treek, vrijdagmorgen 2 juli. Het is negen minuten over acht en ik ben precies 7 kilometer onderweg.

Den Treek. Achterop ziet het er flink opgestapeld uit, komt door de helm en het perspectief dat vertekent. De beige zak is de waterdichte etenszak, waardoor ik bij een eetpauze niet in m’n tassen hoef.

Onwerkelijk

M’n vertrek bij de voordeur, een klein half uur geleden, was onwerkelijk. Elsbeth, Dirk en Sietse stonden buiten, Sietse met een dekentje om zich heen, hij kwam zó uit z’n bed. Ik was zo uitgelaten bij het weggaan dat ik na een omhelzing van de jongens vergat om Elsbeth een knuffel te geven, die ‘m natuurlijk alsnog opeiste. Het voelde alsof ik niet langer dan een dag ging fietsen, hoogstens een weekend, in elk geval geen 27 dagen.

‘Hoe kan dat nou?’ dacht ik een paar straten verder. Toen ik zojuist bij Leusden-Zuid het bos van Den Treek in reed had ik geen rust meer, ik wilde dat moment van weggaan vervangen door een beter afscheid. Ik bel haar, vertel haar m’n gevoel over het vreemde vertrek, zeg sorry, zeg haar dat ik van haar houd. Dat ik haar in gedachten een extra knuffel geef. Haar reactie veegt de hemel schoon. Het is goed, ze lacht. De lach van het dikke touw dat ons verbindt en waarvan elk vezeltje er nog is. Ik stop m’n telefoon weg en voel me licht en gerust. Nu kan ik naar Rome gaan fietsen.

Daar doe ik het voor

M’n fiets voelt vertrouwd door de herinnering aan eerdere tochten. De videocamera op m’n stuur en de groene tas die daar hangt zaten daar ook op de tocht naar Berlijn. De etenszak achterop – een briljante ingeving geïnspireerd door de plastic broodzak op weg naar Berlijn – doet me denken aan de tocht naar de Zuidpunt, de eerste keer dat-ie meeging. M’n spullen zijn beproefd, m’n Vittorio voelt vertrouwd als een thuis.

De stress is niet gekomen, ik ben volledig ontspannen. Gisteravond nam ik de tijd en lag er om 1 uur in. Een laatste backup maken van m’n Mac, op een schijf die Elsbeth over een paar weken meeneemt als zij en de jongens naar Italië komen. Zodat ik alles nog heb, mocht thuis de hut afbranden of leeggehaald worden. Ook vanmorgen besprong de haast me niet. Toen ik m’n ingepakte spullen zag staan greep ik m’n kans. Benieuwd naar hoeveel ik bij me heb, zet ik alles (behalve het water in m’n bidons) op de keuken- en mensenweegschaal. Opgeteld 21,3 kilo, daar doe ik het voor. Een paar kilo meer dan op kortere tochten. Er gaat dit keer een iPad met toetsenbord-cover mee, Teva’s, vijf instantmaaltijden, een benzinebrander (zwaarder dan m’n gasbrander), een helm. Zelfs handschoenen en een muts, Alpenpassen zijn onberekenbaar. Het plan was om om 6 uur weg te gaan, het wordt tien over half acht. Het kunnen maken van deze tocht bleef lang onzeker, ik rekende er nauwelijks meer op. Dat het nu toch zover is, is een kado waarmee ik zo gelukkig ben dat details als de vertrektijd onbelangrijk zijn geworden. Ik ben dankbaar, uitgelaten, een kind op Sinterklaasavond. Het is echt begonnen, niet te geloven.

Kerk in Maarsbergen

Maarsbergen.

Zo gaat dat

Het is een gewone doorhetjaarse vrijdag, de zomervakantie begint hier pas over twee weken. Op het fietspad langs de weg naar Leusden en Woudenberg kom ik samenfietsende scholieren tegen, met truien en jassen. Het is fris. Bij sommige groepen schijnt het dat de Allerhoogste streng toekijkt of zijn vrouwelijke schepselen geen broek maar een rok dragen, bij de meeste andere jonge meiden heeft hij gelukkig belangrijker dingen aan z’n hoofd.

Ik heb Den Treek voor me alleen, net als de weg langs de boerderijen en het smalle hobbelpaadje naar de doorgaande weg langs het Henschotermeer. Plekken waarvan ik me op eerdere ritten probeerde voor te stellen hoe het zou zijn om hier weer te fietsen, maar dan op weg naar Rome. Het voelt niet anders dan anders, zo gaat dat. Ik fiets naar het veer in Amerongen, naar het winkelcentrum aan de rand van Oss en naar Borkel. Meer niet. En morgen door België richting Maastricht en dan de eerste kilometers van de Benjaminse-route over het plateau van Margraten. Dat is nu volledig abstract, echt volledig. Het moet nog indalen, net als bij het afscheid vanmorgen.

Bij de kerk van Maarsbergen sta ik voor een rood licht. Op een spandoek aan de overkant staat ‘Houd moed, heb lief’. Prachtig. Religie kan gaan over zonderlinge, door mensen bedachte regels – zoals die rokken. Soms gaat het over vrees die op het spreekuur van een psycholoog thuishoort, soms over buitensluiting die geen rechter zou toestaan. Bange mensen maken een bende van de blijde boodschap. Maar in goede handen raakt religie de kern. Het is zonde als de ontluisterende kanten van religie je doen besluiten het dan maar weg te gooien. Er ligt een prachtige baby in dat troebele badwater. Die baby kan je raken en je terugbrengen naar de essentie. Het is het leven zelf. Net voordat het licht op groen springt maak ik een foto. Ik wil het meenemen, hier gaat het over. Ik sla rechtsaf, richting het zuiden.

Stormschade bossen Leersum

Een strook bomen is platgewaaid, het fietspad linksaf is afgesloten. Langs de N226 op weg naar Leersum.

Stormschade Leersum

Schade aan huizen die de valwind in Leersum veroorzaakte. Let op de opstakels.

Leersum

Het gaat miezeren. Tussen de bomen langs de N226 hoor ik motorkettingzagen, veel eerder dan ik had verwacht. Op het fietspad ligt zaagsel, ernaast liggen opgestapelde stammen en bruingewortelde stobben. Een geel bord naast dranghekken meldt dat een aantal fietsknooppunten is afgesloten. Een strook bomen is geknakt en platgeslagen, als op het pad van een crashende 747 die verderop onzichtbaar tussen de gebroken chaos ligt. De bossen bij Leersum. Op vrijdag 18 juni, twee weken geleden, sloeg een valwind hier gaten in het landschap. Het ergste komt nog, als ik even daarna linksaf sla en door Leersum fiets. De straten zijn kaal en troosteloos, blauwe zeilen liggen over grote gaten in de daken. Langs de weg vreemde open plekken waar eerst bomen stonden. Een weg is afgesloten, ik zie een huis dat vermorzeld is door een enorme boom die er niet meer staat. Ook mensen werden geraakt, er vielen die vrijdag negen gewonden. Vanaf de kerk wordt het dorp weer groen en staan alle bomen er nog. Zo willekeurig kan extreem weer zijn, zo willekeurig pech.

Ooievaarsnest in de uiterwaarden van de Nederrijn bij Amerongen

Ooievaarsnest in de uiterwaarden van de Nederrijn bij Amerongen.

Netjes

In Amerongen stop ik op de hoek van de kasteeltuinen en kijk naar rechts. Daar staat in de zuidelijke uiterwaarden van de Nederrijn een ooievaarsnest. Meestal fiets ik hier in het najaar, als het nest leeg is. Nu is moeder of vader druk bezig met het in orde brengen van het verendek. Er zijn van die momenten dat je er netjes uit wilt zien, zoals bij het passeren van een heldhaftige Romefietser. Ooievaars begrijpen dat. Het zal beslist niet de laatste ooievaar zijn die ik op weg naar het zuiden zie – maar dat ga ik dagen later pas ontdekken.

Als ik naar de pont rijd vliegt een van de ooievaar-ouders met grote vleugelslagen over me heen. Een paar ganzen doen hetzelfde, snaterend. De weilanden zijn grazig groen, de Nederrijn kalm, de pont vaart naar me toe. Hij zet me over naar de Betuwe.

Betuwe-varianten

M’n Betuwe-motto zo snel mogelijk erdoorheen is veranderd. Vaak fiets ik via Wijk bij Duurstede, Geldermalsen en Zaltbommel, met Geldermalsen als dieptepunt. Ik weet niet wat het is, maar het is het niet. Dat beeld veranderde toen ik op het rondje naar de Zuidpunt een westelijker variant koos, via Herwijnen-Leerdam-Culemborg. Onverwacht mooi en heel aangenaam. Toch fiets ik daar nu niet. Met het nieuwe plan om Rome een dag eerder te bereiken was het slimmer om de eigen route tot Maastricht niet onnodig lang te maken. Ik fiets nu via Amerongen en Tiel, een derde Betuwe-variant die ik ook naar Parijs volgde en die OK is. ‘OK’ is voor nu goed genoeg. En 15 kilometer korter.

Heel bijzonder

Ik had net als Benjaminse in Maastricht kunnen beginnen. Veel minder leuk. Lijkt op ‘ik ga het Kanaal overzwemmen, maar begin niet op het strand in Frankrijk, ik spring onderweg van een boot.’ Net als naar Parijs en naar Berlijn (en naar Kathmandu) vind ik het heel bijzonder dat de straat die langs m’n voordeur loopt uiteindelijk vastzit aan het eindpunt, in dit geval de Romeinse avenue die naar de Sint-Pieter loopt. Als je maar vaak genoeg links- en rechtsaf gaat. Desondanks wil ik niet te lang doen over het bekende stuk tot aan Eindhoven, om meer tijd te hebben voor wat daarna komt. M’n startetappe is daarom 128 kilometer.

De pont over de Waal bij Tiel

De pont over de Waal bij Tiel.

Hier en nu

Fruitbomen, stille dorpen, rechte wegen. Een scholekster steekt rennend het fietspad over, aan z’n feloranje snavel zit aarde. Opgeschrikt bij het poeren in de grond, alsof dat eigenlijk privé had moeten blijven. Ik bereik de Waal bij Tiel. Het gaat lekker, de meniscus-blessure van dit voorjaar voel ik nog licht als ik loop, maar tijdens het fietsen voel ik niets. Dat komt goed uit, want volgens mij is dat wat ik de komende bijna vier weken ga doen.

Ik neem voor het eerst de pont, niet de brug. Terwijl ik sta te wachten verzamelt zich een aantal e-bikers naast me van mijn leeftijd en ouder. Dat betekent meestal contact. Jonge fietsers kijken naar hun Garmin of naar elkaar, oudere fietsers kijken om zich heen. Ik voel dat de vraag op de lippen ligt, uiteindelijk komt-ie. Waar ik naartoe fiets. Vragen zijn leuk, ik vertel graag over fietsen (hoest). Maar het gesprek gaat daarna meestal over fietsen helemaal naar..! terwijl dat niet in m’n hoofd zit op deze grijze ochtend aan de rand van de Betuwe. Het geluk van het op reis zijn met de fiets, dat is waar ik nu vol van ben. Daar gaat de vraag nooit over, want die beleving heeft niet iedereen. Het verre doel als prestatie spreekt meer tot de verbeelding. ‘Op de juiste momenten links en rechts, dan kom je er vanzelf’ denk ik bij mezelf, ‘ingewikkelder is het niet.’ Soms gaat de vraag over de moed die nodig is voor een lange tocht. “Gewoon beginnen” was het antwoord dat een commando me ooit gaf toen ik vroeg hoe hij het in vredesnaam voor elkaar kreeg om een 100-kilometermars te lopen. Maar zo is het. Spullen pakken en fietsen. Dat is natuurlijk niet m’n antwoord. Ik aanvaard m’n rol als de avonturier die van het heldendom niets wil weten en het daardoor bevestigt.

Welk verhaal ik de vraagsteller ook vertel, onderweg is het er niet, alleen de momenten waar het uit bestaat. De grijze lucht boven me die niet lijkt te weten wat het gaat worden, regen of niet. De golfjes van de Waal die op de betonplaten kletsen, de bakens op de rivier, de stilte van een vrijdagmorgen. Waarop ik de enige bagagefietser ben, die een gesprek heeft met een groep aardige medefietsers die ik een minuut geleden niet kende. Hun opgewekte stemming, de goede reis die ze me wensen. Het geluk en de vrijheid die ik voel. Het hier en het nu, meer hoeft niet, al het andere komt later wel.

Waal veerpont

Grijs boven, grijs onder. Rechts aan de horizon is de Prins Willem-Alexanderbrug nog net zichtbaar.

Van een andere orde

Als ik vanaf Amersfoort middendoor naar het zuiden fiets heb ik pontgeld in m’n zak. Munten. Pinnen kan wel, maar dan moet de pas weer terug de tas in. Een fiets is op alle ponten een euro of iets minder: munt uit de zak, munt in de hand, schipper blij, varen! Niet als ik, stap voor stap in de rij, langs het aquarium kom met de pontbaas-annex-kassameneer. Ik schuif m’n euro door de uitsparing en wil doorlopen. Niet goed, deze pont is duurder. Ik zet m’n fiets uit de loop en zoek alsnog m’n pinpas, het is € 1,70. We varen, pijlsnel. Logisch, realiseer ik me, een trage pont zoals bij Amerongen zou hier de drukke scheepvaart teveel hinderen. De Waal is van een andere orde dan de Nederrijn of de Maas, het is de drukst bevaren rivier van Nederland. Het water waar de binnenvaartschepen doorheen snijden begint voor een deel als sneeuw op een Alpenflank, wordt vanaf Basel als Rijn bevaren en heet na de afsplitsing van het Pannerdensch Kanaal ineens Waal. Het water weet dat niet. Dat stroomt gewoon nog door de Rijn.

Het Land van Maas en Waal, op de andere oever, is niet spannender dan de Betuwe. Grasland, sloten, een enkele boom. Toch is het leuker fietsen. Minder opgeruimd en ik heb de weg voor me alleen. ‘Dit staat me straks te wachten’ denk ik, ‘op de route waar Benjaminse voor autoluwe wegen als deze heeft gekozen.’

Fietsen Land van Maas en Waal

Lege wegen in het Land van Maas en Waal.

Een brug ligt eruit, bij het waarschuwingsbord zie ik ‘m in de verte. Afsluitingen gelden in de praktijk meestal niet voor fietsers, je kunt er altijd langs. Bij bruggen is dat anders en moet je gokken. Besluitvorming onder tijdsdruk, denk daar niet te licht over. Doorrijden tot aan de brug, ontdekken dat je er echt niet langs kunt en daarna alsnog de omleiding nemen kost meer tijd dan meteen omrijden. Tenzij je er toch overheen blijkt te kunnen. Ik zit in een ritme, kijk snel op m’n OsmAnd-app (hoeveel rijd ik om) en speel op safe.

Ik moet het ermee doen

Naar de Maas bij Oijen is het maar acht kilometer. De rivier lijkt smal. Drs. P zingt in m’n hoofd “En als de pont zo lang was als de breedte van de stroom, dan kon hij blijven liggen, zei mij laatst een econoom.” Een tractor met een platte laadkar rijdt de pont op. Midden op de kar ligt een groot wiel met een kapotte band. Een jonge vent in een donkerblauwe overal, prototype boerenzoon, stapt uit en betaalt. Hij moet nog een eind, hij gaat kar en band brengen naar een bedrijf ergens aan de Belgische grens, zuid van Tilburg. Met de trekker. “Wat een onderneming” zeggen de fietsers waarmee hij praat, “hoe doe je dat?”. “Ik heb de TomTom bij me, maar ik kies de fietsroutes want anders stuurt-ie me iedere keer naar de snelweg.” Hij stapt in en rijdt rammelend de pont af.

Fietsen tussen Heesch en Heeswijk-Dinther

Tussen Heesch en Heeswijk-Dinther.

Over de dijk fiets ik langs natuurgebied Hemelrijkse Waard, met een uitkijktoren en een monument dat eruitziet als een grote zwarte boterkrul die uit het gras omhoog komt. Twee figuren duwen er tegenaan, symbool voor het gevecht tegen het water dat in vroeger tijden het leven hier bepaalde. De vlakke uiterwaarden van dit deel van de Maas overstroomden vaak en vervelend.

In de verte dreigt m’n eigen waterstrijd met donkergrijze wolken boven een lucht die troebel is van de regen. De wolken en ik kiezen gelukkig een verschillende richting, het miezert even en stopt dan weer. Aan de rand van Oss eet ik in winkelcentrum De Ruwaard, nu daar de kaas- en broodwinkel is opgedoekt, een broodje frikandel iets bij De Eetwinkel.

Goed

Op weg naar Heeswijk-Dinther passeer ik op afstand Uden, waar ik in mijn middelbareschooltijd woonde. Boven me het geluid van F-16’s van vliegbasis Volkel waar m’n vader destijds als GLO (ground liaison officer) verbonden was aan 312 squadron. Het landschap houdt het midden tussen de Betuwe en de Achterhoek. Graan en gras, maar ook veel oude bomen langs rustige landwegen. Af en toe een stuk bos of een veldje hei, regelmatig de niet te missen lucht van varkens. Afwisselend genoeg, prima fietsen hier.

Voorbij Heeswijk-Dinther en de Zuid-Willemsvaart is de natuur van het Wijboschbroek niet groot en niet te missen. Een goed betonfietspad verdwijnt daar in een populierenbos met open plekken en doorkijkjes langs sloten en struiken. De lucht blijft grijs maar de wolken worden dunner. Ik vind het prima zo. Het is droog, een graad of twintig en het gaat nog steeds goed. Ik fiets hele stukken 20 kilometer per uur. De klinkers blijven liggen, maar voor mij is dat sneller dan normaal met bagage. Het kunnen m’n volle benen zijn, na weinig kilometers in de afgelopen weken. Misschien is het de nieuwe voorband met minder rolweerstand, misschien de bandenspanning die ik dit keer niet op gevoel maar echt naar 5 bar gepompt heb. Misschien heb ik er gewoon heel veel zin in.

Monument Sint-Oedenrode

Monument in Sint-Oedenrode.

Rooi

Op een bank eet ik het laatste broodje brie dat ik bij me heb, bij een Voor hen die vielen-monument voor gesneuvelde militairen en verzetsmensen tijdens WOII en in Indonesië. Ik app met Bob, fietsvriend en collega bij de Fietsersbond. Hij fietst van Rome naar Amersfoort, ook de Benjaminse-route. We hebben afgesproken dat we elkaar op de hoogte houden van waar we zijn en hoe het daar is. ‘Ik sta in Flaach, waar de Thur in de Rhein uitkomt’ lees ik. Ik tik m’n eerste statusmelding. ‘Ik ben in Sint-Oedenrode’.

M’n binnenkomst hier in Rooi was denderend door het fietspad van scheefliggende stoeptegels. Een bord kondigt Rooi fietst aan, een fietsvierdaagse in de derde week van juli. ‘Dat gaan we meemaken’, denk ik als ik in een winkelcentrum aan de rand van het dorp een bakker vind en moeite heb om de straat over te steken. Rooi fietst? Niets van te merken. Auto’s, veel auto’s, alleen maar auto’s. Het hele winkelcentrum is erdoor verstopt, groot, zwart, 4 wheel drive, van alles. Dat zijn geen Eindhovenaren die hier naar de Blokker gaan en voor wie fietsen te ver is, dat zijn allemaal mensen uit het dorp. Brabant is een autoprovincie. Die milieu- en leefbaarheidswedstrijd gaan we hier niet winnen.

Kasteel Henkenshage

Kasteel Henkenshage.

Echt of Efteling

Buiten het dorp kom ik langs een klein kasteel. Ik stop, verbaasd. Er loopt een gracht omheen, met een brug naar een poort met ronde torens en rood-met-witte luiken. Daarachter staat het woonhuis, ook met twee grote hoektorens. Het volgt zo precies het klassieke beeld van een kasteel dat ik argwaan krijg. Is dit echt of Efteling? Beide, blijkt na een blik op wiki. Kasteel Henkenshage is 700 jaar geleden als versterkt herenhuis begonnen en, zoals dat gaat, talloze keren verbouwd, in verval geraakt en weer tot leven gewekt. Alles wat het huis in een kasteel veranderde is er in 1850 aangebouwd.

Wel een succes

In de buurt van Son staat een monument dat herinnert aan operatie Market Garden in september 1944. Wat je daarover leest gaat meestal over de gevechten om de Rijnbrug bij Arnhem en over het mislukken van de operatie omdat die laatste schakel ontbrak. Over het drama van de Britten en de Polen die niet werden ontzet. Maar hier, tussen Sint-Oedenrode en Eindhoven, maakten de para’s en luchtlanders van de Amerikaanse 101st airborne division in twee dagen tijd een einde aan de oorlog. Rondom Nijmegen deed de 82e luchtlandingsdivisie hetzelfde. Een groot deel van zuidoost-Nederland werd bevrijd, voor hen geen hongerwinter en een einde aan angst en onvrijheid. Hier was Market Garden een succes, de monumenten in deze streek gaan over de dankbaarheid voor de Amerikanen die de bevrijding brachten.

Pak 40 dorpscentrum Zandoerle

Duits Pak 40 (Panzerabwehrkanone 40) antitankkanon uit WO II, dorpscentrum Zandoerle.

Een mooi stuk

Ik rond Eindhoven via de westkant. De lucht is opengebroken, ik zie stukken blauw en zelfs de zon. Het fietspad langs het Wilhelminakanaal aan de noordrand van Woensel zoeft voorbij, ik sla linksaf naar het zuiden en volg het Beatrixkanaal. Boven me komt af en toe een toestel over, poten uit, dat verderop gaat landen. Waar ik de brug neem naar de westkant van het kanaal staat een mobiele frietbakker met een leeg terras. Ik drink een blikje cola, de oudere man waarbij ik afreken is kortaf met een Italiaans accent. Geheel volgens cliché ontdooit hij wanneer een vrouw iets komt bestellen en gaat zitten. Gelach en gepraat. Ik had bij het bestellen kunnen zeggen dat ik naar zijn land fiets, maar het gevoel dat zo’n openingszin sneu is wint het van de wens om met iemand te praten.

Met een vierkante boog fiets ik om Eindhoven Airport heen, een luchtmachtbasis met een civiel deel. De middag is bijna voorbij, de avond nadert. Al blijft m’n lijf in topvorm en is m’n moreel niet te stoppen, ik begin uit te kijken naar het eindpunt. De plek waar m’n tent zal staan en die ik ken. De plek waar het morgen gaat beginnen. Maar eerst zijn er Zandoerle, Knegsel en Steensel. Klinkerdorpen met daartussen flinke stukken bos die het landschap terugbrengen waarin ik vanmorgen ben gestart. Een heel mooi stuk Brabant dat ik op eerdere tochten heb leren kennen.

Fietsen bos na Steensel

Bos na Steensel.

Kamperen 't Zwaluwnest, Borkel

Mijn plek op ’t Zwaluwnest.

Een fijne plek

Het licht wordt zachter, de wegen raken leeg. De avond begint, ik fiets de laatste kilometers tot Borkel, waar m’n gps-track voor vandaag stopt bij ’t Zwaluwnest, een boerderij met camping. Het is vijf over half zeven. Ik loop het erf op en zoek iemand van de familie. Het kampeerveld rechts van me staat vol met mensen die het naar hun zin hebben. De avondzon schijnt, kinderen lopen me voorbij, wat heerlijk om hier te zijn. Bij het woonhuis kom ik de man des huizes tegen. Ik had gemaild dat ik kwam, terwijl hij binnen wisselgeld haalt biedt hij me een stoel op hun terras aan. Hij gaat zitten, ik vraag hem hoe het gaat met de camping en het bedrijf. Daar gaat het goed mee, maar privé is het een zware tijd. Z’n vrouw is er niet, zegt hij. Haar zus is overleden aan covid, ze is nu met de kinderen van haar zus van het noorden van Nederland – waar ze woonde – naar hier aan het fietsen, als eerbetoon. Ze heeft het er heel moeilijk mee.

Ik denk aan de mensen die roepen dat we het virus te serieus nemen en dat de overheidsmaatregelen een complot zijn. Zouden ze de kinderen van deze vrouw recht in de ogen durven kijken? Ogen die een moeder hebben zien sterven? Als je de binding met de realiteit verloren bent hoor je niet achter een microfoon. Dan heb je dringend hulp nodig. Hoe haal je het in je hoofd om mensen zo te kwetsen.

Ik mag overal staan, ook op de plek waar ik een kleine drie jaar geleden stond, net als nu op de eerste nacht, toen op weg naar Parijs. Ik mag de tafel en stoel gebruiken van de verhuurcaravan die er staat, zonder dat ik erom gevraagd heb. Aardig. Die gastvrijheid is waarom ik hier ben en waarom het verdriet van deze mensen me iets doet. Ik bedank hem en wens hem en zijn vrouw alle kracht toe. De tent staat zó, ik kook een van de maaltijden die ik bij me heb en eet die op aan de wiebelende tafel. Kampeerders praten, kinderen spelen, we vieren met z’n allen de zomer. Ontspanning en moeheid vinden elkaar, net als de voldoening over vandaag en het me verheugen op morgen. Wat heb ik daar een zin in. Iets na negenen lig ik in m’n slaapzak. “Het staat nog nul-nul” is het laatste dat ik hoor.

Dag 2 | Borkel-Raeren

Overzicht

2 reacties

  1. Wat een feest om te lezen. Voelt alsof ik meefiets!

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.