Laat voor het eten

Niet alle dolers zijn de weg kwijt

Naar Stavanger | Dag 21

Kamperen Store Bjørnevatn

Water bevriest meteen.

Foto hierboven: Setesdalsveien (riksvei 9), Setesdal, voorbij Flateland.

De wekker gaat om half zeven. Ik sta mezelf toe nog een kwartier tussen slaap en wakkerheid te zweven, doe de rits van m’n slaapzak open en vestig een nieuw record snel-aankleden-bij-het-opstaan. De fiets- en andere goden dank ik vanuit m’n hart, ik hoefde er niet uit vannacht. Die nacht was goed, heel goed zelfs. Met het dikke ondershirt, lange onderbroek en ondersokken heb ik het niet koud gehad en goed geslapen. Ik doe de rits van de tent open en zie een donkergele gloed boven de bergen uitkomen. De zon is er bijna.

Precies genoeg

Ik loop een rondje en doe wat je ’s morgens meestal doet (don’t eat yellow snow is iets dat Noren begrijpen). Tent en fiets zijn bedekt met een laagje rijp. De zon komt op en schijnt op het tentdoek, dat z’n groene kleur terugkrijgt als de zonnestralen het ijs laten smelten. Ik pak de brander en giet het nog vloeibare water uit de grote Nalgene-fles in m’n beker, zodat ik precies genoeg water heet maak. Als ik het in de pan giet begint het daar te bevriezen. Ik stop even met schenken, het resterende water in de beker bevriest prompt. Ik doe de brander aan, houd de beker omgekeerd boven de pan en giet het resterende water erin om niets te verspillen.

De koffie is heet, het Polarbröd goed. Hier zit ik, op 800 meter tussen de sneeuw, met de morgenzon op m’n gezicht en de witte stilte om me heen. Ik heb deze plek gevonden en heb goed geslapen, ik heb de juiste spullen bij me. Wanneer ik thuis dacht aan wat ik op deze tocht hoopte tegen te komen, was het dit. Een tevreden Stavangerfietser drinkt hier z’n koffie. Ik ben zo gelukkig dat ik er plakjes van kan snijden.

Zonsopkomst Store Bjørnevatn

De zon komt op boven het Store Bjørnevatn.

Kamperen Store Bjørnevatn

Vertrek.

Op de grens

Het is inmiddels boven nul, ik kan met blote handen alles inpakken, dat gaat een stuk sneller. Om twintig over acht verlaat ik m’n plek en ga de weg weer op. De weg langs, zie ik later op de kaart, het Store Bjørnevatn.

De weg is leeg en blijft, op een enkele korte klim na, vrijwel vlak. De uitzichten zijn prachtig, in de bermen ligt sneeuw, de toppen om me heen zijn wit. Een landschap op de grens van winter en voorjaar, verderop – in de lager gelegen bossen – heeft de sneeuw zich al teruggetrokken.

Gelukzalig fiets ik de kilometers tot waar de echte afdaling begint. Ik heb het meegemaakt, het was er nog, het laatste restje Noorse winter, het sneeuwlandschap dat gisteravond minder vriendelijk was dan in de ochtendzon.

Weg langs Store Bjørnevatn

Ook ’s morgens ben ik alleen op de weg.

Setesdal

Setesdal.

Bereikt

De afdaling naar het Setesdal is, niet verwonderlijk, ijskoud met de winterwind die langs m’n oren suist. Een hele gave afdaling. Ik stuur door de laatste bocht heen, ga rechts en rijd riksvei 9, de Setesdalsveien op. Ik heb het dal, op 350 meter, bereikt en steek m’n arm omhoog als bij een overwinning. Vanaf hier volg ik het Setesdal naar het noorden toe, geleidelijk stijgend totdat de weg bij Haukeli aansluit op de west-oost lopende Haukeliveien, de hoge weg door de Hardangervidda, die – in elk geval letterlijk – het hoogtepunt van deze tocht vormt.

Maar dat is morgen, vandaag ga ik naar Hovden, vanaf hier nog maar 53 kilometer. Een vakantiedag. Zo voelt het ook, met de blauwe lucht en de aangename voorjaarszon. Ik geniet van het groen van de bomen, van het zonlicht dat lange schaduwen tekent en van de weg die rustiger is dan ik verwacht had. Een vrouw zwaait naar me voordat ze in de auto stapt.

Ontzag

Met de aankomst in het Setesdal verander ik ook van fietsroute. Nasjonal sykkelrute 2 stopt aan het eind van de afdaling en gaat over in nasjonal sykkelrute 3, die hier de Setesdalsveien volgt. De weg is, net als het landschap waar hij doorheen gaat, vriendelijk. Het dal gaat trapsgewijs omhoog, zonder grote klimmen en – vooral – zonder afdalingen waarop je de hoogtemeters weer verliest. Weg en dal volgen de Otra stroomopwaarts, soms loopt de rivier naast de weg, soms hoor ik haar ruisen achter een rij bomen, op andere plekken verwijdt ze zich tot een meer met een laag wit ijs. Waar de rotsen tot aan de weg komen is die beschadigd, door stenen en rotsblokken die naar beneden zijn gekomen. Met ontzag fiets ik langs de hoge wanden.

Fietsen Setesdalsveien

Setesdalsveien met links de Otra.

Een kleine waterval langs de weg legt een laagje ijs over het gras in de berm.

Niet erg

Sykkelrute 3 volgt niet overal de hoofdweg. Waar dat kan gaat de route van de weg af, over een bospad of een kleinere weg die een lus om een meer of tunnel maakt. Mijn route gaat daarin mee, maar slaat de paden over. Dat is, zie ik al snel, een wijze beslissing, veel paden liggen onder de sneeuw of zijn door het vele smeltwater niet te fietsen. Niet erg, riksvei 9 is rustig genoeg.

Ik ben benieuwd naar de kleine wegen die een lus naast de hoofdweg vormen, nog rustiger is nog leuker. Bij de eerste lus, over het oude tracé van de riksvei langs het Trydalstjønni, gaat dat goed. Een heel mooi stuk. De tweede lus, direct daarna, begint met een afdaling en strandt onverwacht bij een sneeuwmuur waar voorbij de weg niet meer geschoven is. Terug naar de hoofdweg. Ook de volgende lus, een bypass om een tunnel heen, ligt vol sneeuw. Ik weet genoeg, de lussen die nu nog komen sla ik over, ik blijf de hoofdweg volgen. Of een weg sneeuwvrij is, is niet aangegeven. Bij de grotere lussen die nog komen wil ik niet na een paar kilometer stranden om daarna terug te moeten.

Trydalstjønni

Trydalstjønni.

Fietsen Setesdalsveien

Tussen Bykle en Hovden.

Erg aangenaam

Na 35 kilometer vanaf Hatseflatsfjellet is Bykle het eerste dorp met een supermarkt. Ik ben ondertussen uitgedroogd, ik heb het laatste water vanmorgen aan koffie besteed, de resupply komt niet te vroeg. Ik neem een langere pauze en val aan op een blik cola, een literpak sinaasappelsap, broodjes en chocolate chip cookies. Een vreetfestijn zonder schaamte. Ik vraag een supermarktmevrouw m’n waterfles te vullen en fiets verder. Nog maar dertig tot Hovden. In een blokhut-achtig bushokje doe ik m’n jas en de lange merinowollen onderbroek uit. De ondersokken houd ik aan, die zijn ook in de lente-achtige temperatuur nog steeds erg aangenaam.

Groener

Naarmate ik hoger kom wordt de hoeveelheid sneeuw om me heen groter. In Hovden zit ik weer op 800 meter, in een landschap dat iets groener is dan langs de hoge weg waarnaast ik vannacht heb gestaan. Het is half vier.

In Hovden wil ik slapen. Vrienden van me hebben hier in de zomer gekampeerd, tussen de campers naast de Hovden fjellstoge, waarbij ze douches en sanitair van de hut mochten gebruiken. Dat wil ik ook. Ik doorkruis het kleine dorp, maar vind de berghut niet. Wel de Hovdehytta, vakantieappartementen waar ik niets mee kan. Bij een betere blik op de kaart zie ik dat de fjellstoge een paar kilometer ten noorden van het dorp ligt, aan de weg waarover ik morgen fiets. Hovden, een populair wintersportdorp, blijkt niet meer dan een uitgespreide verzameling losse huizen met in het midden een paar supermarkten en een tankstation.

Duidelijk

Eerst vragen, aan een paar wintersporters die ik tegenkom. “Waar kan ik hier slapen en waar kan ik dat ontdekken?” “Bij het turistkontoret, in dat gebouw”. Ik doorzoek de Hovdetun (‘het is die gang door’), langs winkels met rustieke souvenirs en nog rustiekere gebreide truien en kom uit bij een kantoortje waar al maanden geen sterveling meer is geweest. Tot slot check ik de Booking-app, ook die vindt alleen de appartementen (vanaf 200 euro) en de fjellstoge. Duidelijk.

Fietsen bij Hovden, Noorwegen

Hartevatnet, ten zuiden van Hovden.

Fietsen Hovden

Hovden (videobeeld).

Niet voor niets

Eerst de supermarkt in, eten kopen voor morgen, Hovden is waarschijnlijk de laatste plaats waar ik dat kan doen. Dingen doen helpt me om m’n gedachten te laten neerdwarrelen tot een beslissing. Kijkend naar de sneeuw die ook hier minstens een meter hoog tussen de gebouwen ligt zal kamperen bij de berghut onmogelijk zijn. Dit is geen plek om in de sneeuw m’n tent op te zetten. Bovendien valt er vannacht veel regen, morgenvroeg wakker worden in natte sneeuwsmurrie… Ga ik niet doen, weet ik ineens. Het zal een kamer moeten worden. Laat ik in elk geval de hut bellen of er nog kamers zijn, zodat ik daar niet voor niets naartoe fiets.

Ik bel de fjellstoge en krijg een aardige vrouw aan de telefoon die, zoals veel Noren, onberispelijk Engels spreekt. Of er nog kamers zijn. “Yes.” Wat de prijs is van een single room. NOK 1290, inclusief ontbijt. M’n slikken moet door de telefoon te horen zijn. “Moet ik nu beslissen of zijn er meerdere kamers?” Misgrijpen door besluiteloosheid, het gevoel te falen waar anderen succes hebben, is oude pijn die ik niet meer wil voelen. “Nee hoor, we hebben genoeg kamers.” Er zit iets zorgzaams in haar stem. “Thank you, Ill let you know“.

Twaalfhonderdennegentig Noorse kronen voor een kamer. Na alle nachten op campings (en in een jeugdherberg), en veel nachten gratis slapen in het bos is zo’n prijs voor een overnachting iets waar ik me overheen moet zetten. Over welk bedrag hebben we het trouwens? Volgens Booking is een kamer 110 euro, Booking geeft ondanks alle hysterie over Genius-levels als je vaker boekt, nooit ook maar één euro korting, dus hoe kan dat? Ik check de afschrijvingen in m’n bankieren-app, doe wat rekenwerk en ontdek dat de Noorse kroon goedkoper is dan ik dacht. NOK 1290 is inderdaad zo’n 110 euro, voor een kamer inclusief ontbijt. Zoiets heb ik eerder betaald wanneer er op een tocht geen andere opties waren. ‘Weet je wat, Peeters? Fuck it, ik ga het gewoon doen. Kan ik ook even douchen en alles laten drogen, als het vannacht inderdaad gaat regenen zit ik comfy in een hotelkamer, morgenvroeg kan ik er zelfs ontbijten’. De beslissing bevrijdt me.

Hovden fjellstoge

Hovden fjellstoge.

Attent

Om half vijf ben ik bij de Hovden fjellstoge, na een korte dag van 67 kilometer en 840 hoogtemeters. Een vrouw van in de veertig checkt me in. Ze is groot en mooi, met achter haar bril een rustige, heldere blik die ze niet neerslaat. Ze praat met zinnen die me ruimte laten, ik vraag haar met een lach of fietsers korting krijgen (“ik heb u net aan de telefoon gehad, ik ben die fietser”). “Ah, I thought you were on a motorbike!” antwoordt ze en speelt het spelletje mee: “helaas geen korting voor fietsers”. M’n kamer is op de eerste verdieping, m’n fiets kan in een vergaderzaal op de begane grond staan. Attent.

Ik laad af en breng alles naar boven, waar ik m’n slaapzak uitleg zodat die kan drogen. De natte tent hang ik over de stoelen in de vergaderzaal, daar heeft niemand last van, als m’n fiets er mag staan komt hier vanavond niemand. Ik douche, scheer me en verzorg m’n lijf. Spinnend. Pak nog wat spullen uit om te drogen en merk dat het – de zon staat op de ramen – binnen veel te warm is. Ik trek de stekker van de verwarming eruit, doe het raam open en zet de ventilator aan. Het is hier vannacht hopelijk een stuk koeler.

In de eetzaal eet ik de dagens pasta (pasta van de dag), tagliatelle met ragout, met een glas alcoholvrij bier. De vrouw van de receptie bedient me. Haar houding doet me denken aan een klasgenoot, vroeger op de middelbare school. Ze zei weinig, maar als er wat was en ze haar mening gaf, luisterde de hele klas naar haar, ook de pestkoppen. Een boerendochter, als ik me goed herinner. Geen dame met lak of stift en nooit op de voorgrond, maar met een kalme wijsheid die ik bewonderde. Een meisje uit een ander dorp, onbereikbaar, ik weet nog waar ze zat. Ik praat met de vrouw over het winterseizoen dat ten einde loopt en het voorjaar dat gaat beginnen. Over m’n route morgen en over het weer. Ik wil niet dat ze teruggaat om in de keuken te verdwijnen, ik wil meer van haar horen, meer van haar weten. Maar als hotelgast is dat mijn lot. In een ander leven zou ik haar uitnodigen voor een glas, in dat van mij zal ik me haar herinneren als de vrouw die me leek te zien en te horen, een vrouw die me intrigeerde en een onbekende bleef.

Hovden fjellstoge

Al is het 22 april, het voelt als midwinter.

Checken

Ik ga buiten op het terras zitten, waar ik de lucht voel en de zon zie zakken. In de gang heb ik een glas sinaasappelsap getapt dat daar voor gasten staat, met een broodje dat ik ken van het noorden, bladerdeeg met wit glazuur. Ik ben blij dat ik hier ben. M’n spullen zijn straks droog en opgeladen, ik heb goed gegeten en kan hier morgen droog vertrekken voor de etappe over de hoge weg. Yr zegt dat er vannacht veel regen valt en dat er morgenvroeg ook slate (ijzel) naar beneden komt. Verderop, in het lager gelegen Haukeli, regent het gelukkig alleen. Dat betekent dat ik morgen bij vertrek eerst ga checken of ik veilig de weg op kan. Nat worden is één ding, op m’n plaat gaan iets heel anders.

Op de hoge weg van morgen, de Haukeliveien, ligt een tunnel van 5,7 kilometer. Ik heb de vrouw gevraagd of ze wist hoe het met de weg en met de tunnel zat. Kan en mag ik daar als fietser doorheen? “Wanneer de oude weg om de tunnel heen is afgesloten, móet je er doorheen”. Ik denk dat ik dat ga doen. Reflecterende gordel om, extra knipperlicht achterop en heel goed uitkijken. Ik moet morgen een inschatting maken van hoe druk de weg is en hoeveel vrachtverkeer daar tussen zit. En kijken of er een vluchtstrook is. Aan m’n zichtbaarheid twijfel ik niet, maar als vrachtwagens me met tegenliggers moeten passeren wordt het krap. Als de Haukeliveien net zo rustig is als riksvei 9 vandaag durf ik het aan.

Het ontbijt heb ik kunnen vervroegen van acht uur naar half acht, dan zit ik om kwart over acht op de weg. Prima, morgen fiets ik een bescheiden 78 kilometer, met regen die hopelijk boven nul blijft. Ik drink de laatste slok jus en ga naar boven. Waar ik als een blok in slaap val.

Dag 22 | Hovden – Røldal

Overzicht

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.